Auteur: Jeroen Wielaert

Het Hotel Univers staat vlak bij de Place Masséna, in dit bijzondere geval op korte loopafstand naar de afsluitende tijdrit van de Tour de France. Het was leuk er te kunnen boeken, al deed ik dat halverwege juni met een sterk vermoeden van de eindzege van Tadej Pogačar. Het voornaamste was om de eerste aankomst van de Tour buiten Parijs te beleven in mijn favoriete Nice.

Na aankomst in het hotel streek ik vrijdagavond op de Place Magenta neer op het terras van Maison Margaux, onder de klassieke, hoge gevels. Nice was vol. Er liepen jonge vrouwen langs die zich innig van hun schoonheid bewust waren. Aan een tafel naast mij zat een stel oudere dames die dat stadium ruim gepasseerd waren en dat compenseerden met extra opmaak en dure armbanden. Ze waren in geanimeerd gesprek, waarschijnlijk niet over Pogi.

Eerder op de middag had ik de Sloveen zien winnen op een groot scherm beneden in Isola. Een stel aangeschoten Slovenen stond joelend met landsvlaggen te zwaaien. Pogačar zelf was niet vergeten hoe hij in de vorige Tour was gesloopt door Jonas Vingegaard en zijn mannen, tot zijn dood op de Col de la Loze. Hoe kon hij zijn wederopstanding beter vieren dan met een reeks etappezeges in het geel.

Pogačar is toegetreden tot het pantheon der buitenaardsen. Het zou een idee zijn om heelalkundige Govert Schilling een Tour-accreditatie aan te reiken, om de straling van deze tanige komeet beter te duiden. Toch is er simpelweg iets heel aards aan de hand. De oude wijze Cyrille Guimard zei het zo in Radio Monte Carlo: ‘ Pogačar rijdt tegen twee fysiek gehandicapten die niet genoeg aan hun vorm hebben kunnen werken.’

Zaterdagmiddag stond de Promenade des Anglais vol voor dag 1 van de Tour Niçoise. Er was geen plaats voor Oranje Snollebollekes. Op Dylan Groenewegens etappezege in het rood-wit-blauw in Dijon na hadden de Nederlandse coureurs zich deze Tour alleen laten zien als noeste werkers. Het multiculturele Nederland heeft niet de klimmersmacht van een Ecuadoriaan als Richard Carapaz, de sprintersbenen van een Eritreeër als Biniam Girmay, laat staan de watts en de meedogenloosheid van een Sloveen als Tadej Pogačar.

Na de prachtige Col de Braus zag ik de renners in de laatste bergrit tussen enthousiast wielervolk naar beneden denderen in een bocht in Solpes. In Menton was ik die ene dwaze vreemdeling die naar een scherm zocht om de finish op de Couillole te zien. De kelner van Le Brazza wilde de TV wel aanzetten. Dichtbij bleef iedereen op het strand liggen, niet geïnteresseerd in de Tour, zo dichtbij Nice.

In het Village Départ van Monaco vroeg ik Tourdirecteur Christian Prudhomme of ze al dachten aan andere Grande Arrivées buiten Parijs. Hij zei: ‘Typisch voor journalisten om naar de toekomst te vragen. Ik weet het niet. Eerst volgend jaar de vijftigste aankomst op de Champs Elysées vieren en Bernard Thévenets overwinning van toen. Er is veel belangstelling buiten Parijs. Frankrijk heeft veel mooie steden en landschappen. Nogmaals: ik weet het niet.’

In het miljonairsmecca zijn ze opgestapt voor de ultieme tijdrit, terwijl de klok voor het geel al dagen stilstond. Toch werd het geen flauw champagnedefilé als naar de Champs. Het publiek was gekomen om zomers te juichen voor elke renner, zonder interesse voor klasseringen wilden ze het historische slotfeest van de Tour vieren, tot het slot met de Marseillaise en de straaljagers die de Franse driekleur uitwalmden boven de Place Masséna.

De chrono werd nog fascinerend als bevestiging en verhoging van de verschillen in de top drie. In het gewoel na de aankomst liep Jonas Vingegaard recht op me af, zonder fiets, met doffe ogen als een vis op het droge. Uitgeteerd, uitgeteld, uitgestreden. Zo zag geschiedenis er ook uit in Nice.

 

Corvos 00036924 295 Scaled

Foto: Vingegaard Hansen Jonas (DEN / Team Visma | Lease A Bike) – Pogacar Tadej (SLO / UAE Team Emirates) – Evenepoel Remco (BEL / Team Soudal – Quick Step) pictured during 111th Tour de France 2024 – stage 21 from Nice to Nice (33.7km) on 21-07-2024 Photo: Szymon Gruchalski/Cor Vos © 2024

Foto header: Vingegaard Hansen Jonas, foto: Jeroen Wielaert


Leave a Reply