GESPROKEN COLUMN
JEROEN WIELAERT
ZWARTE VRIJDAG
‘Na bijna 35 jaar is voor Frankrijk eindelijk de Dag der Glorie aangebroken. Met zijn eindzege in de Tour de France, zo lang na Bernard Hinault heeft Thibault Pinot meer gedaan dan alleen onze grote ronde winnen. Bij de honderdste verjaardag van de Gele Trui toonde hij pure Franse panache en tilde hij heel de natie op, verzonken in een klimaat vol modder van gemopper over de pensioenen en andere kwesties die het land verscheurd hielden. Op nobele wijze nam Pinot de trui over van Julian Alaphilippe die hem veertien dagen vol trots door Frankrijk had gevoerd. Het is het begin van een grootse Franse renaissance…’
De commentaarschrijver van het gezaghebbende Parijse ochtendblad las de regels die hij net geschreven had nog eens over, heel tevreden. Toen zette hij de radio aan en hoorde over de volslagen onverwachte opgave van Pinot. Weg held. Weg nationale trots. Alaphilippe ging dan nog wel in het geel de Iseran op, maar het was zeker dat het nationale verhaal herschreven moest worden. Het werd een Zwarte Vrijdag voor Frankrijk, maar dat niet alleen.
Ik reed al halverwege de Iseran toen ik van Pinots opgave hoorde van een opgewonden Christophe Cessieux, presentator van Radio Monte Carlo’s Integral Tour. Ook voor mij als volger was het een domper. Het slotgevecht was interessanter met, dan zonder Pinot. Ik gunde het Frankrijk ook wel, waar Alaphilippe de trui onherroepelijk moest overdoen, deze rit.
In Bourg-Saint-Maurice stopte ik bij Bar L’Entrinque om het laatste stuk van de Alpenrit te zien. Een van de bezoekers was Eddy Planckaert, toevallig, hij zat daar met zijn mooie vrouw. Ik miste mijn pen, ging hem halen en toen ik terug kwam zei Eddy: ‘De etappe is gestopt!’
Het was het begin van legendarisch helikopterbeeld van een sneeuwschuiver, afgewisseld met gestopte renners die door Christian Prudhomme overtuigd raakten van de ernst van de situatie. De baas van L’Entrinque noodde zijn klandizie om onder de veranda te gaan zitten. Planckaert was ineens spoorloos verdwenen.
Ik wilde naar mijn hotel in Grenoble, maar werd met andere automobilisten door gendarmes staande gehouden bij de nabije brug over de Arbonne.
Een van de agenten riep: ‘Er is iets met de rivier!’
Ik liep naar de brug. Het riviertje was veranderd in een gelei-achtige bruine stroom vol dikke klonten en takken. Het donderde en raasde. Soms vormde zich een extra hoge golf van modder.
‘Weg! Weg!’ schreeuwde een agent tegen me. ‘We hebben hier al dooien van gehad!’
Aan de pijlen langs de weg had ik al gezien dat de etappe van zaterdag over deze brug zou gaan. Vroeg in de avond hoorde ik op het terras van restaurant Les Arches in Grenoble dat de rit sterk was ingekort, zonder Cormet de Roselend. Vlak daarna brak een onweersbui los die de ober noopte iedereen die buiten aan tafel zat te eten naar binnen te snellen.
In donder en bliksem ging het door met de klimaatomslag in de Tour, na dagen vol hitte en vreugde om Alaphilippe en Pinot.
In de perszaal In Tignes keek een Engelse verslaggever nog een keer naar de regels die hij alvast had getikt over een zege van Geraint Thomas, regels uit Macbeth: ‘Laat komen wat komen wil, ook de ergste dag gaat voorbij.’
Een Nederlandse journalist las zijn zin na over Kruijswijk en de aardappeleters en drukte op delete.
Die Colombiaan in de perszaal bleef verrukt naar zijn scherm kijken: ‘VICTORIAAAA BERNAL SIEMPRE!!!!’
Geen denken aan dat daar nog verandering in kwam, met alleen nog klimkilometers te gaan. Hoe geweldig was dit voor de trots van Colombia.