Poupou en Maître Jacques dansen op de vulkaan


De legende wil, dat toen Raymond Poulidor aan het sterfbed van zijn eeuwige rivaal Jacques Anquetil stond, deze met een grijns tegen hem zei: ‘Raymond, ben je wéér tweede.’ Woensdag overleed Poulidor, bijna 32 jaar na Anquetil, in zijn woonplaats Saint-Léonard-de-Noublat, in het departement Haute-Vienne, in het hart van Frankrijk. Hij werd 83 jaar oud.
   Poulidor werd in de Tour de France driemaal tweede en vijfmaal derde – de laatste maal op veertigjarige leeftijd, in 1976, achter Lucien van Impe en Joop Zoetemelk. Toch was hij in zijn vaderland veel populairder dan vijfvoudig Tourwinnaar Anquetil. Elke nieuwe nederlaag maakte hem geliefder bij het publiek. Dat hij de Tour nooit won, had mogelijk ook te maken met zijn zuinige natuur. Anders dan Anquetil weigerde Poulidor renners tegen betaling ‘in de slag te nemen’.
   Poulidor was de razend trotse opa van Mathieu van der Poel, zijn dochter Corinne is getrouwd met oud-coureur Adri. Poulidor was ook in de afgelopen Tour nog aanwezig, hij vervulde al jarenlang verschillende functies in de reclamecaravaan. Hij had gehoopt zijn kleinzoon nog in zíjn Ronde te zien debuteren, vermoedelijk in 2021, maar dat mocht niet zo zijn.
In 1964 had Raymond Poulidor de Tour eigenlijk moeten winnen. Wiep Idzenga beschreef in De Muur 61, juni 2018, gedetailleerd wat er misging. Als eerbewijs aan Raymond Poulidor publiceren we het hierbij opnieuw.
Bert Wagendorp

In de broeierige julihitte keek Raymond Poulidor kortstondig naast en achter zich. Dit was slechts de aanloop naar de Puy de Dôme maar van het peloton was al vrijwel niets meer over. Na ruim 230 kilometer en de nu sterk stijgende weg waren de mannen van de jongens gescheiden. Hij telde nog hooguit vijftien renners, vrijwel de gehele top-10 van het algemeen klassement plus een paar van de beste klimmers en de Nederlander Jan Janssen in de groene trui van het puntenklassement. Na bijna drie keiharde koersweken in de Ronde van Frankrijk zaten er geen verrassingen meer tussen. Poulidor keek naar de lege weg door het Centraal Massief die zich voor hem uitstrekte. Aan het einde rees de kegelvormige, dode vulkaan op uit het kale landschap van de provincie Auvergne. De berg waar natuurkundige Blaise Pascal aantoonde dat druk afhankelijk is van hoogte. Over ongeveer een half uur zouden de eerste renners daar op de top finishen, na de allerlaatste beklimming van deze Tour.

   De koplopers reden nu onder een doek door waarop stond ‘Route Automobile’, een privéweg, verboden voor wandelaars en fietsers. Vanaf hier was het nog zes kilometer klimmen naar de streep op 1415 meter hoogte. Poulidor had nog zes kilometer om de Tour van 1964 in zijn voordeel te beslissen.

   De weg liep nu met meer dan negen procent omhoog. De groep dunde snel uit. Binnen een paar honderd meter waren ze nog maar met z’n vijven. Poulidor reed op de eerste rij met de twee Spaanse klimmers Julio Jiménez en Federico Bahamontes, de Tourwinnaar van 1959. Ook dit jaar was Bahamontes nog niet kansloos voor de eindzege. Bij aanvang van de twintigste etappe stond hij derde, op drieënhalve minuut. In het bergklassement was hij op weg naar zijn zesde zege. Hij had in die categorie alleen nog maar wat te vrezen van de bijna dertigjarige debutant Jiménez, de nummer negen in het algemeen klassement. Achter Poulidor en de Spanjaarden reden geletruidrager Jacques Anquetil en Vittorio Adorni. De Italiaan bezette de tiende plaats in het tussenklassement en vormde voor niemand meer een bedreiging.

Twee weken voor de start van de Tour hadden Adorni en Anquetil samen nog strijd geleverd in de Ronde van Italië. De Fransman won de Giro al een keer in 1960, in het jaar dat hij zowel de Tour als de Vuelta liet lopen. Dit wielerseizoen wilde Anquetil de prestatie van Fausto Coppi kopiëren: twee grote rondes winnen in één jaar. Behalve de Italiaan was dat nog niemand gelukt. De extreem korte tijd die er dit jaar zat tussen de finish in Milaan en de start in Rennes maakte het een extra lastige klus. Dat de Italiaanse renners een gelegenheidsfront vormden tegen ‘il francese’ had ook niet geholpen. Nadat Anquetil na de vijfde etappe, een tijdrit, het roze had gepakt, kreeg hij geen moment rust van Adorni, de nummer vier in de eindrangschikking, en de zeven andere Italianen uit de top-tien.

   Hij hield stand. Het was al Anquetils zevende overwinning in een grote ronde – vier keer de Tour, eenmaal de Vuelta en twee Giro’s – maar zelden had het de Normandiër zoveel moeite gekost. Veel tijd om te recupereren was er na afloop niet. Sterk vermagerd en met diepliggende ogen had Anquetil zich vijftien dagen later op 22 juni in gang getrokken voor zijn zevende Tourstart. Nu hij op de Puy de Dôme merkte dat Adorni het tempo vooraan niet meer kon volgen schoot een vage glimlach over het gelaat van de geletruidrager.

Bij Anquetil zelf was het beste er ook wel af. Hij beet op zijn tanden om het wiel van Poulidor te houden, zijn naaste belager. Na een knotsgekke Tour met sterk schommelende verschillen in het klassement was het gat tussen de twee Fransen nog maar 56 tellen. Dat was minder dan de bonificatieminuut die de etappewinnaar vandaag kreeg. De tweede die de streep passeerde verdiende een halve minuut, de anderen kregen niks.

Poulidor had dit jaar ook een grote ronde gereden én gewonnen, de Vuelta. Net als Anquetil trok hij de leiderstrui voor het eerst aan na winst in de tijdrit om het daarna niet meer kwijt te raken, maar dat was pas twee dagen voor het einde. Van de negen Spanjaarden die achter hem zouden eindigden in de top-tien van het eindklassement had hij weinig meer te duchten. Kranten schreven dat hij soeverein was geweest. Dat hij op z’n Anquetils had gewonnen. Poulidor vond het een groot compliment. Zijn keuze voor de Vuelta gaf Poulidor een langere herstelperiode voor zijn derde Ronde van Frankrijk dan de man die hij daar hoopte te verslaan. Op de dag dat Poulidor in Madrid de Ronde van Spanje won reed Anquetil in Bolzano pas zijn eerste Giro-kilometers.

Nu, twee maanden later, op de slotklim naar Puy de Dôme, zou naar alle waarschijnlijkheid de Tour van 1964 beslist worden. Het had naar schatting vijftigduizend wielerliefhebbers naar de berg gelokt, mensen verdrongen zich langs het smalle pad naar boven. Om het beslissende duel goed te kunnen volgen hadden ze op deze smoorhete zondagmiddag ook thuis kunnen blijven. Voor het eerst werd de Tour de France live uitgezonden op de Franse televisie. De radiostations waren er ook. Achter het leidende viertal kropen de auto’s en motoren met mannen met microfoons en camera’s steeds dichterbij. Meteen nadat Adorni naar achteren was gezakt vormden ze achter het viertal een elkaar verdringende, steeds compacter wordende haag. Niemand verwachtte dat er nog renners terug zouden komen, niemand wilde de naderende ontknoping missen.

   Op iets meer dan vijf kilometer onder de top reed Poulidor staand op de pedalen tussen de twee Spanjaarden. Bahamontes reed links van hem, Jiménez rechts. Er werd geklapt en geschreeuwd. ‘Je t’aime, Raymond’, riep een vrouw.  Allez, Poupou’, klonk het van de andere kant van de weg. De renner was niet bijzonder gelukkig met zijn ietwat kinderachtige koosnaam. Poupou klonk als poupon, Frans voor baby’tje. De vooroorlogse Franse president Albert Lebrun droeg ook een tijdje de bijnaam Poupou, omdat hij dat eens voor iedereen hoorbaar tegen een van zijn jankende kleinkinderen had gefluisterd: ‘Poupou, poupou.’

Net als de president had Poulidor geen inspraak gehad in de keuze voor zijn troetelnaam. Hij begreep inmiddels wel dat het met liefde en respect naar hem werd geroepen, dat die mensen van hem hielden. In de jaren die volgden zou Poulidor drie keer als tweede en vier keer als derde eindigen in een grote ronde. Hij werd daardoor de antiheld, de sympathieke schlemiel. Later in zijn carrière, op het toppunt van zijn Poupoulariteit, kreeg hij naar verluid drieduizend brieven per dag. In 1991, toen hij inmiddels al een tijdje was gestopt, vroeg het tijdschrift Paris Match aan de lezers met wie ze het liefst het kerstmaal zouden nuttigen. Het werd niet Catherine Deneuve, Alain Delon of de paus,  de keuze viel massaal op  Poulidor.

   Maar nu, in juli 1964, had hij nog helemaal niet het stempel van de net-niet coureur, eerder da van de coming man. Poulidor had in de drieënhalf jaar dat hij prof was al het nodige gewonnen: de Vuelta, het Frans kampioenschap, Milaan-San Remo, de Waalse Pijl en etappes in de Tour, Parijs-Nice en Dauphiné Libéré. De tweemaal dat hij net naast de winst had gegrepen in een grote koers – derde bij het WK van 1961 en derde in de Tour van 1962 – was dat juist een razendknappe prestatie. Hij reed beide wedstrijden voor de eerste keer.

Nl Hana 2.24.01.05 0 916 6428

   Het gros van de Fransen viel aanvankelijk voor Poulidor vanwege zijn afkomst: vierde zoon uit een gezin van arme landarbeiders uit de  achtergebleven streek rond Limoges. Een sympathiek, toegankelijk boertje van buut’n dat eerst in Algerije zijn land moest dienen voordat hij als coureur brood op de plank kon fietsen. Poulidor had talent, maar het kwam hem niet aanwaaien. Hij moest er hard voor werken, al zei hij geregeld dat een werkdag op de fiets toch een stuk korter was dan eentje op het land. Veel landgenoten, vooral wat ze de ‘kleine mensen’ noemden, voelden zich verdrukt door de vooruitgang van de jaren zestig, maar net als Poulidor weigerden ze op te geven.

Op de flanken van de Puy de Dôme was Poulidor zeker niet van plan zich neer te leggen bij zijn verlies, bij de Tourwinst van Anquetil. Hij was de betere klimmer van de twee. Dat was wel gebleken in de Pyreneeën. Als de weg straks nog steiler ging oplopen moest hij Anquetil van zich af kunnen schudden. Dan kon hij veel tijd goedmaken, misschien wel genoeg om het geel te pakken. Poulidor zakte terug op zijn zadel, maar hij hield het tempo strak. Zijn blik was verbeten. De Tour de France van 1964 was wat hem betreft nog niet gedaan.

   In het wiel van Poulidor zat Anquetil er een stuk minder fris bij. Doorgaans kon hij de hitte goed verdragen, zeker voor een man uit Noordwest-Frankrijk. Zijn ploegleider Raphaël Geminiani noemde hem een dromedaris: Anquetil kon tweehonderd kilometer rijden op een bidon thee. Nu bonkte het in zijn hoofd. Hij had er spijt van geen koerspetje te hebben opgezet. Poulidor droeg er wel een. Die had weer geen handschoentjes aan, Anquetil wel. Zelfs ademen deed de geletruidrager pijn, de hete lucht schroeide zijn longen. Werkend met zijn bovenlijf fixeerde Anquetil zijn blik op de kont van Poulidor, op de opgevouwen tube die onder zijn zadel bungelde. Hij moest niet afgeven, niet nu.

   Een schokschouderende Anquetil was een ongewoon gezicht. Hij was juist de meest sierlijke coureur van zijn tijd, normaliter zat hij gestroomlijnd op zijn fiets. Hij reed met vloeiende bewegingen. ‘Anquetil kietelt de pedalen met zijn voorvoet’, schreef een romanticus. Hij oogde niet als een sterk atleet, met die sprietige vogelpootjes van hem, maar Biagio Cavanna, de blinde masseur van Fausto Coppi, voelde direct de atletische kwaliteiten van de Fransman toen Il Campionissimo hem eens meenam naar huis. ‘Hij is jouw levend evenbeeld, Fausto’, zei Cavanna. Anquetil had formidabele rugspieren die hem in staat stelden de meest aerodynamische houding lang vol te houden. Met het binnenwerk van de viervoudig Tourwinnaar was ook weinig mis: een longinhoud van bijna zeven liter en een extreem lage hartslag, die kon zakken tot 33 slagen per minuut.

Wat goed is komt snel; gold zeker voor de jonge Anquetil. Al op zijn negentiende won hij Grand Prix des Nations, toen een tijdrit over 140 kilometer. Anquetil zou de koers daarna nog acht keer rijden en acht keer winnen. Eigenlijk was de jonge Fransman de sterkste in elke tijdrit die hij reed. In 1956, 22 nog maar, verbeterde hij het werelduurrecord van Coppi. Een jaar later won Anquetil Parijs-Nice en meteen bij zijn debuut de Tour de France, met een kwartier voorsprong. Hij kwam nooit ergens om te leren, hij kwam om te winnen. Tussen 1960 en 1963 was hij de sterkste in vijf grote rondes. In de geschiedenis van de wielrennerij was er nog nooit iemand geweest die Tour, Giro en Vuelta had gewonnen. Anquetil deed het.

   Het gemak waarmee het allemaal leek te gaan oogstte in eerste instantie nog applaus, maar na verloop van tijd begon Anquetils dominantie te irriteren. Het werd saai, net als zijn rijden. Anquetil was geen aanvaller, geen heldhaftige doordouwer, maar een koele, tactische rekenaar. Soms meer een schaker dan een wielrenner.

   ‘Anquetil heeft van de wielersport een exacte wetenschap gemaakt’, verzuchtte Roger Bastide in Le Miroir des Sports. Anquetil wist dat hij in noodsituaties altijd nog zijn tijdrit had om verschillen in zijn voordeel goed te maken. Op die discipline kende Monsieur Chrono zijn gelijke niet. Het leverde hem steeds vaker fluitconcerten op. Zoals in 1961 toen hij in de Tour de France van de eerste tot de laatste dag de gele trui droeg. Zo vonden de Franse wielerfans er niet veel meer aan. Vuurwerk wilden ze. Er moest wel voor geknokt en gestreden worden. Liever un bosseur – een harde werker – in het geel in Parijs dan zo’n dromerige filmster met zijn slaapkamerogen die de overwinningen schijnbaar moeiteloos aan elkaar reeg.

   Anquetil leek zelfs niet eens blij te zijn met die zeges, hij stak in ieder geval nooit zijn armen in de lucht. Hij rolde gewoon over de streep, onbewogen. Anquetil kwam niet uit een rijke familie. Zijn vader was aanvankelijk een metselaar die vlak na de Tweede Wereldoorlog wat bijverdiende door mijnen te demonteren op de Normandische stranden. Later was er wat meer geld en een stuk grond om aardbeien te verbouwen. Anquetil liep daar ook gewoon op klompen, maar voor het grote publiek kwam hij nu eenmaal uit het meer welvarende Normandië. Bovendien straalde hij stijl en elegantie uit, zeker met de knappe blonde Janine aan zijn arm, de voormalige vrouw van zijn dokter. Anquetil raakte bij het consult zijn steenpuist kwijt, de dokter zijn echtgenote. Jacques en Janine trouwden en waren onafscheidelijk, ook bij wedstrijden.

   Het zou niemand verbazen als Jacques en Janine deze avond in Clermont-Ferrand zouden dineren met een prachtige fles wijn en vlees dat op de tong smolt – dat deden ze wel vaker tijdens de koers. Ook erbuiten overigens. Vanaf het moment dat Anquetil met zijn talent als kapitaal het ouderlijke huis verliet en steeds vaker grote wedstrijden won leefde hij als een bohémien. Hij viel in de smaak bij de elite en het artistieke deel van Frankrijk. Hij werd gevraagd door Chanel Homme om reclame te maken, Poulidor door La Vache Qui Rit, de smakeloze smeerkaas.

   Anquetil was niet vies van feestjes die duurden tot het ochtendgloren. Hij rookte dan sigaren, dronk champagne en speelde kaart. Als het de nacht voor een koers was legde hij zich nog een uurtje te rusten. Hij dronk dan een kop koffie als ontbijt en ging van start. Anquetil koketteerde graag met zijn levensstijl. ‘Om mij goed voor te bereiden op een koers is er niets beters dan fazant, champagne en een vrouw’, zei hij bij herhaling.

Nu moest Anquetil niet aan fazant, champagne en vrouwen denken. Hij zat halverwege de klim steenkapot. Met moeite kon hij het gat met de drie man voor hem tot een metertje beperken. ‘Attaque, Poupou, attaque!’ hoorde hij een toeschouwer roepen bij de rotswand rechts van de weg. Anquetil hoopte dat Poulidor het niet gehoord had, of in ieder geval dat hij er niet naar luisterde.

   Op ruim vier kilometer van de aankomst was het Jiménez die versnelde. Hij volgde een motor die het viertal rechts inhaalde. Poulidor reageerde onmiddellijk. Staand op de pedalen zwenkte hij ook richting de rotswand. Binnen een paar tellen reed hij weer naast de Spanjaard. Anquetil had een gat van een paar meter laten vallen. Op de macht sloot hij weer aan. Bahamontes volgde de geletruidrager. Op het iets vlakkere stuk van de beklimming reden de vier weer een tijdje dichtbij elkaar, een kort staakt het vuren.

Veel rustige momenten had de Tour van 1964 nog niet gekend. Het was vanaf de eerste dag een spektakel geweest. De Fransen die massaal in eigen huis, bij de buren of in cafés de televisies hadden opgezocht hoopten vurig dat een landgenoot Anquetil van de troon zou stoten, het liefst de aimabele Poulidor. Die maakte direct zijn naam als pechvogel waar. Poulidor had in zijn korte profcarrière al het nodige gebroken, en hij reed geregeld lek op de meest ongunstige momenten, in winnende positie bij het WK bijvoorbeeld. Nu was het een valpartij op 1100 meter van de finish van de eerste etappe, 100 meter voor de neutralisatie. Poulidor verloor 47 seconden. In de zevende etappe – gewonnen door Jan Janssen – sloop Poulidor mee met de kopgroep en pakte 34 seconden terug. Met de vermoeidheid van de Giro nog in zijn lijf hield Anquetil zich gedeisd. In de eerste week eindigde hij niet een keer in de toptien. In de eerste Alpenetappe over de Télégraphe en de Galibier moest hij Poulidor laten gaan. Het was aan Anquetils daalcapaciteiten te danken dat het verlies binnen de halve minuut bleef.

Nl Hana 2.24.01.05 0 916 6416  

Een dag later pakte Anquetil een minuut bonificatie die Poulidor al dacht binnen te hebben. Na drie serieuze cols ging Poulidor op de baan van Monaco de sprint een ronde te vroeg aan. Anquetil won. Hij won ook de eerste tijdrit, ruim een halve minuut voor Poulidor. Dat was op dat moment ook ongeveer het verschil in het klassement. Een andere Fransman, Georges Groussard van Jan Janssens Pelforthploeg, reed al een paar dagen in de leiderstrui, maar niemand verwachtte dat hij het geel naar Parijs kon brengen. Frankrijk keek handenwrijvend uit naar het tweede deel van de Tour, naar het verwachte man-tegen-mangevecht tussen Poulidor en Anquetil.

Een paar honderd meter na zijn eerste aanvalletje ging Jiménez opnieuw. Deze keer wat agressiever. Zijn fiets danste woest tussen zijn benen. Hij reed even in de schaduw van de rotswand, keek links over zijn schouder en zocht het midden van de weg op waar de zon scheen. Poulidor reageerde onmiddellijk. Hij kwam uit het zadel, zette fel aan, maar moest al na acht omwentelingen weer gaan zitten. Hij werd rechts ingehaald door Bahamontes. Anquetil moest even een gaatje laten, maar sloot binnen een paar tellen weer aan bij Poulidor. Hij ging deze keer niet achter zijn directe concurrent rijden, maar ernaast. Anquetil reed rechts, het dichtstbij de rotsen, Poulidor links, aan de kant van het ravijn waar nu de meeste mensen stonden. De twee zagen de Spanjaarden snel kleiner worden. Na een seconde of vijftien waren de twee klimmers al zover weg dat het voor iedereen duidelijk was dat Anquetil en Poulidor vandaag voor de derde plek in de etappe reden.

   Door de plotse aanblik van de twee door iedereen verlaten rivalen, naast elkaar rijdend op de berg, leek het geluid te verstommen. Alsof de mensen aan de kant nog niet konden geloven wat ze zagen en even vergaten te schreeuwen. Alsof heel Frankrijk de adem inhield. Op de laatste klim van de Tour de geletruidrager zij-aan-zij met zijn naaste belager op minder dan een minuut. Incroyable! De stilte duurde niet lang. ‘Allez, Poupou. Courage!

Dat de strijd tussen de twee Fransen nog altijd spannend was had niemand een week eerder nog voor mogelijk gehouden. Toen Anquetil in de veertiende etappe bovenkwam op Col d’Envalira had hij een achterstand van bijna zes minuten op Poulidor en de andere kanshebbers. Anquetil reed in laatste positie en wilde afstappen. St. Raphaël-Gitane ploeggenoot Louis Rostollan en ploegleider Geminiani hadden al hun overredingskracht nodig om Anquetil op de fiets te houden.

   Daags ervoor had Anquetil in Andorra een merkwaardige rustdag doorgemaakt. Hij had natuurlijk wat bij moeten slapen en een stukje moeten fietsen, maar hij bevond zich urenlang op een méchoui, een traditioneel maal met een lam aan het spit. Anquetil, zijn vrouw en zijn ploegleider spoelden het vlees weg met allerlei soorten sterkedrank. Typisch Anquetil, zo leek het, maar de geletruidrager zat daar ingegeven door angst. Angst voor de dood.

   Jacques Belline, een waarzegger uit Parijs, had voor het begin van de Tour in de krant France-Soir voorspeld dat Anquetil een dodelijk val zou maken in de veertiende etappe, de rit na de rustdag. Zijn vrouw Janine had de krant verstopt, maar duizenden Poulidor-fans waren zo attent geweest het stuk uit te knippen en het naar Anquetil te sturen. De Normandiër kon er niet om lachen. Hij was zo bijgelovig als de pest, en lang geleden al had in zijn hoofd het idee postgevat dat hij niet oud zou worden. De dood een paar maanden eerder van zijn nog jonge vader (56) die bij het oversteken van de straat was overreden, had dat gevoel versterkt. Het verongelukken van zijn soigneur Robert Pons en collega-renner Gérard Saint (24) was Anquetil ook nog niet vergeten, net als de vroege dood van zijn idool Coppi.

   Anquetil weigerde op de rustdag zijn kamer te verlaten. Hij wilde het lot niet tarten. Toen Janine en Geminiani zagen dat hij zichzelf aan het gekmaken was kregen ze hem zover om mee te gaan naar het feestmaal, op uitnodiging van Radio Andorra. Anquetils humeur verbeterde met elk bordje en met elk glas. Hij was niet meer naar huis te krijgen. Foto’s en geruchten van de gezelligheid doken al snel op. Poulidor en de andere klassementsrenners besloten er de volgende dag vanaf de start in te vliegen. Eens kijken hoe Maitre Jacques dat schapenvlees en die drank verteerd had.

   De dag begon met de beklimming van de in nevelen gehulde Col d’Envalira (2409 meter). Na een paar haarspeldbochten raakte Anquetil al op achterstand. Eerst zag hij onder meer Poulidor, Bahamontes, Jiménez vertrekken, niet veel later demarreerde het hele peloton. Anquetil wilde in de volgwagen kruipen. Hij kon, wilde en durfde niet meer. Rostollan en ploegleider Geminiani bleven op hem inpraten. ‘Het was alsof we een veroordeelde meesleepten naar het executiepeloton’, zei de markante ploegleider. Rostollan riep dat een Anquetil niet afstapte. Geminiani schreeuwde: ‘Als je dan toch vandaag doodgaat, ga dan dood op kop en niet in de bezemwagen.’

   Door die laatste opmerking schoot Anquetil in de lach. Hij kreeg weer wat moed. Het was zijn geluk dat hij en Rostollan omringd waren door auto’s en motoren van de pers. Ze wilden erbij zijn als de waarzegger gelijk kreeg. Door op hun achterlichten te rijden kon Anquetil in de mist veel harder de Envalira afdalen dan iedereen die voor hem reed. Hij gooide in de afzink twee weken angst van zich af.

   Terug in het peloton vond hij een bondgenoot in geletruidrager Groussard en zijn ploeg. Na 135 kilometer had Anquetil de koplopers weer te pakken. Het werd zelfs zijn geluksdag toen op 28 kilometer van aankomstplaats Toulouse er twee spaken knapten in Poulidors achterwiel. Mekanieker Louis ‘Loulou’ Billard maakte van een klein probleem een groot probleem door Poulidor op zijn reservefiets op gang te duwen toen de renner nog niet op zijn zadel zat. De Mercier-kopman viel. Met een beschadigde reservefiets die op meerdere plekken aanliep groeide de achterstand op Anquetil en de andere gasgevende klassementsrenners snel. Poulidor verloor die dag ruim tweeënhalve minuut. In de geest van die doldwaze Tour won hij er de volgende middag, met bonificatie, weer bijna drie terug. Niemand kon zijn aanval op de Portillon beantwoorden, de laatste col van de dag.

   Er was nog een tijdrit geweest waarin Poulidor ijzersterk reed, lang weinig voor Monsieur Chrono onderdeed, maar door een lekke band en een nieuwe onhandigheid van mekanieker Loulou, verspeelde hij toch bijna veertig seconden op Anquetil.

Nu reden ze hier, dik drie kilometer onder de top van de Puy de Dôme. Anquetil reed al een tijdje in het rood. Goed dat hij zijn aanvankelijke plan om aan de voet van de vulkaan te demarreren niet had uitgevoerd. Dan zou hij de finish nooit gehaald hebben. Zijn hart beukte in zijn lijf, zijn bovenbenen brandden. Zuurstof had hij nodig, zuurstof, maar Anquetil probeerde zo rustig mogelijk te ademen. Hij moest Poulidor nu niet wijzer maken dan hij was, hij moest zijn monumentale inzinking blijven camoufleren. Anquetil probeerde zijn voorband net een paar centimeter voor die van Poulidor te houden. Als Poupou op de pedalen ging staan, deed hij het ook.

   Dat Poulidor zo-even tijdens het tevergeefse sprintje naar het achterwiel van Jiménez snel weer moest gaan zitten was niet uit luxe. De nummer twee van het klassement was ook gekookt. En dan reed hij nog wel met een lichtere versnelling dan hij aanvankelijk van plan was. Ploegleider Antonin Magne had bij de mekanieker van Bahamontes afgekeken dat de Spanjaard met een 26-tandwiel van start ging. Voor Magne was Bahamontes het referentiekader. Hij had al vijf keer de bergtrui gewonnen en in 1959 kwam hij hier als eerste boven. Hoe kon Poulidor nou met een 24 willen starten? Hij had de col toch verkend? Poulidor had erover gelogen, en loog nu dat hij wel bij de Puy de Dôme was geweest, maar dat de col was afgesloten. In werkelijkheid had hij tot drie dagen voor de Tour criteriums gereden tegen flinke startgelden.

   Poulidor had nu moeite om de 25 rond te krijgen, het compromis dat hij met Magne had gesloten. Hij wist dat hij niet lang meer naast Anquetil moest blijven rijden als hij nog kans wilde maken op het geel, maar mon dieu, waar haalde hij de energie vandaan? Af en toe keek Poulidor even opzij. Hij probeerde zijn rivaal te peilen. Anquetil keek stoïcijns voor zich, zoals gewoonlijk. Zijn gelaat was asgrauw, maar zagen ze er niet allemaal zo uit na drie weken in deze rollercoaster van een Tour? Poulidor schrok. Koud water in zijn nek. Naast hem rende een man in een zwembroek. Hij droeg een waterfles in de ene hand, met de andere kneep hij een spons uit over de rug van Poulidor. De motoragent in zijn witte pak die rechts van Anquetil reed blies hard op zijn fluit. Hij maakte wilde armgebaren naar de rennende man. Toen werd het doodstil in Poulidors hoofd. Alsof horen een onbelangrijk zintuig was geworden. Alle energie moest nu naar de vitale organen gaan, naar zijn benen.

   

Zo zwijgend als Anquetil en Poulidor nu naast elkaar de Puy de Dôme beklommen, zo stil hadden ze die ochtend naast elkaar gestaan bij de start, op het plein van Brive-la-Gaillarde. Ze stonden met de andere renners op een rij, hun koerspetten in de hand. Er was geen fiets te zien. Het peloton zweeg, net als de wielervolgers op het plein. Een minuut stilte voor de negen toeschouwers die een dag eerder in Port de Couze waren omgekomen.

   Het was het meest dodelijke ongeluk in de geschiedenis van de Tour. Ergens halverwege de 215,5 kilometerlange rit door de Dordogne, van Bordeaux naar Brive, hadden inwoners van het gehucht Port de Couze een plekje gezocht op de brug over het Lalinde kanaal. De ouderen ouwehoerden wat, kinderen speelden en er werd met vlaggetjes gezwaaid. Ze waren even na enen in afwachting van het passerende Tourpeloton, maar het eerste wat ze zagen was een veel te hard rijdende vrachtwagen die de haakse bocht vlak voor de brug niet kon houden. De truck, gevuld met drie ton brandstof, was op weg om de helikopters van de Franse gendarme te bevoorraden die de Tour begeleidden.

   Voordat het voertuig door de brugleuning brak en zo’n acht meter lager in het kanaal terecht kwam, schepte het veertig toeschouwers. Acht van hen, waaronder drie kinderen, waren op slag dood. Eén overleed later in het ziekenhuis van Bergerac. Er waren ook twaalf zwaargewonden. Politieagent Guicheney die achter het stuur had gezeten klom ongedeerd uit de truck. Hij moest door collega’s gered worden van een lynchpartij. Hij werd later veroordeeld. Hij had zijn lunch weggespoeld met een aperitief, een wit wijntje, een karaf rode wijn en bij de koffie nog een glas rum.

   Een half uur na het ongeluk passeerden de renners. Ze stapten af en keken een tijdlang vanaf de brug naar reddingswerkzaamheden bij de truck in het water. Een meisje trok met haar bebloede handen aan de onderkant van de gele trui van Anquetil en smeekte hem om te helpen. De aangedane renners stapten na vijf minuten weer op de fiets. Ze reden uit piëteit een rustig tempo.

    In dorpen waar het nieuws van het ongeluk nog niet was doorgedrongen, scholden de toeschouwers de renners uit. Arrogant, lui en volgevreten waren ze. Vooral Anquetil moest het ontgelden. Hij en zijn ploeggenoot Pierre Everaert timmerden er in een dorp met hun fietspompen op los om woeste inwoners van zich af te houden. De feestelijkheden rond de finish en de huldiging gingen gewoon door, le spectacle doit continuer. De Tourbazen haastten zich om te benadrukken dat de truck geen onderdeel uitmaakte van de officiële karavaan. Pas in een later stadium betuigden Goddet en Lévitan hun deelneming aan de families van de slachtoffers.

   

Het ongeluk van de vorige dag en de minuut stilte die ochtend hadden Anquetil en Poulidor niet onberoerd gelaten, maar daar waren ze nu niet meer mee bezig. De stilte was ook verdwenen. Het publiek langs de kant schreeuwde, floot en klapte. De twee reden nu al ruim een kilometer zij-aan-zij op een weg die al die tijd met meer dan tien procent opliep. Ze waren net een stuk van bijna achttien procent gepasseerd. De wielervolgers hadden Anquetil nog nooit zo vaak en zo lang uit het zadel gezien. Zijn fameuze coupe de pedale was afwezig. Hij kronkelde en sleepte zich naar boven. Poulidor was zelf te vermoeid om het op te merken. Hij zag ook niet dat Anquetil ondanks zijn lege energietank zijn voorband steeds net voor die van hem duwde,  uit nood geboren psychologische oorlogsvoering.    Voorlopig hielp het. Poulidor had de tik nog niet verwerkt die hij kreeg toen Jiménez en Bahamontes en daarmee de bonificatieminuten uit zicht waren verdwenen. Na vandaag volgden er nog drie vlakke etappes en een individuele tijdrit van 27,5 kilometer, Anquetils specialiteit. Als Poulidor nog wat wilde moest het nu gebeuren.

   De twee waren op een ietwat vlakker stuk van de Puy de Dôme terechtgekomen. Op het wegdek was de naam van Bahamontes gekalkt. Anquetil duwde zijn voorwiel weer een paar centimeter voor dat van Poulidor. De man uit Limoges zag het en probeerde hetzelfde te doen. Hij stuurde daardoor iets naar rechts, terwijl Anquetil juist naar links uitweek, hun diepliggende ogen gericht op het asfalt. Ze raakten elkaar met de schouder, hingen een fractie van een seconde tegen elkaar aan als twee zwaargewichten in de vijftiende ronde van hun bokspartij. Murw, tot geen slag of stoot meer in staat, maar te koppig om de handdoek in de ring te gooien. Het gevecht had Anquetil het meest getekend. Hij moest nodig worden bijgevoerd, liters water drinken en dan een week naar bed. Poulidor leek er nauwelijks beter aan toe.

   De official in zijn witte uniform en bijpassende helm miste het moment. Hij keek naar links, naar de motoren die wel erg dicht op de renners reden. Hij ging ze zo nog een waarschuwing geven. Hij had de fluit al in de mond. De drie voorste motorrijders hadden hun blik ook niet gericht op Poulidor en Anquetil. Ze keken door hun zonnebrillen stoïcijns voor zich uit.

   Fotograaf Robert Krieger was wel alert. De bestuurder van de motor waarop hij zat was net wat naar voren gereden, langs de renners. Nu reed hij midden op de weg. Krieger had zich een halve slag gedraaid en drukte af. Toen hij weer over de camera naar het tweetal keek reden ze weer een meter uit elkaar.

   Uit de korte aanraking tussen de twee renners had Poulidor onbewust moed geput. Hij had zijn rivaal zwaar horen ademen. Het lichaam van Anquetil voelde slap. De geletruidrager was dodelijk vermoeid, misschien nog meer dan hijzelf. Poulidor ging weer op de pedalen staan en zette even aan. Zonder naast of achter zich te kijken merkte hij dat Anquetil niet meteen uit het zadel kwam, maar traag reageerde. Poulidor ging weer zitten, zag vanuit zijn ooghoek dat hij een gaatje had en staand op de pedalen gaf hij opnieuw gas. Anquetil danste nu ook maar in slow motion. Weer zittend hield Poulidor de druk op de pedalen. Nu ging het snel. Vijf meter werd tien meter, twintig, vijftig, honderd. Anquetil viel volledig stil. Hij leek gebroken. De twee waren het doek van de laatste kilometer al gepasseerd, maar met dit verschil in tempo verdween Anquetils voorsprong in het klassement als sneeuw voor de zon. Wie weet kon Poulidor nog bij de twee Spanjaarden komen.

   

Na het seizoen 1964 zou Anquetil nog veel winnen, maar nooit meer een grote ronde. In 1965 reed hij er geen, in 1966 startte hij alleen in de Tour om zijn ploeggenoot Lucien Aimar aan de zege te helpen – dat lukte. In datzelfde jaar en een jaar later werd Anquetil nog derde in de Giro. Daarmee kwam zijn totaal op 13 podiumplaatsen in een grote ronde, nog altijd een record. Hij won onder meer nog wel twee keer Parijs-Nice, Luik-Bastenaken-Luik, twee keer de wereldbeker en een batterij aan tijdritten. In 1965 was hij in beestenweer ook de beste in de monsteretappe Bordeaux-Parijs over 557 kilometer. Dat was al een prestatie, maar Anquetil startte in de wedstrijd tien uur nadat hij aan de andere kant van het land de etappekoers Dauphiné Libéré winnend had afgesloten – de afsluitende rit was 227 kilometer.

   Het was nog van tevoren aangekondigd ook, een ideetje van Geminiani. Die hoopte dat Anquetil met deze heroïsche actie wat van de populariteit van Poulidor kon overnemen. Dat lukte maar gedeeltelijk. Misschien was het beter geweest als hij in beide koersen tweede was geworden.

   

Op de Puy de Dôme was Poulidor door een bocht uit Anquetils gezichtsveld verdwenen. In een paar honderd meter was het verschil tussen de twee al opgelopen naar twintig seconden. Anquetil was uitgewoond, maar hij stortte niet volledig in. Anquetil kon afzien als geen ander. Play hard and work hard, was onuitgesproken zijn levensmotto. Als in koers zijn spieren weigerden fietste hij verder op zijn geest. Hij durfde de grens op te zoeken en eroverheen te gaan. Poulidor niet. Anquetil had dan ook geen medelijden met zijn soms ongelukkige collega. Wie angst had zich leeg te rijden verdiende de overwinning ook niet.

   Poulidor ging ook vandaag de overwinning niet pakken, maar hij liep wel snel in op de twee Spanjaarden. Belangrijker nog, hij liep snel uit op Anquetil. Toen hij op een lang recht stuk omkeek was er nog steeds geen spoor van het geel. Zie je wel, Anquetil was gewoon gesloopt. ‘Putain de merde’, schreeuwde Poulidor in stilte. Waarom had hij dat niet gezien? Hij had veel eerder moeten aanvallen. Hij trok zich woest aan zijn stuur naar voren. Elke seconde telde. Misschien was het nog niet te laat. Misschien kon hij vandaag toch nog de eerste gele trui in zijn carrière aantrekken.

   Jiménez won de etappe, Bahamontes finishte elf seconden later. Zijn tweede plaats was voldoende om Jiménez voor te blijven in het bergklassement. Door zijn voorsprong op Anquetil en de dertig bonificatieseconden die hij kreeg kwam Bahamontes in de algemene rangschikking op anderhalve minuut van het geel. Onder luid applaus gleed Poulidor 57 seconden na de winnaar over de streep. Hij moest van de fiets geholpen worden. Even waren alle ogen op hem gericht, maar al snel keken de aanwezigen bij de aankomstlijn weer naar de bocht waaruit eerder Jiménez, Bahamontes en Poulidor tevoorschijn waren gekomen. Het aftellen was begonnen.

   Trente secondes’, zei iemand. ‘Le voilà’, riep een ander. Er kwam inderdaad een renner de bocht om, maar het was niet Anquetil. Op het laatste stuk was Adorni hem nog voorbijgereden. Daar verscheen ook Anquetil, een handvol seconden na de Italiaan. Hij werd met scheldwoorden, gefluit en spottende opmerkingen onthaald. Anquetil negeerde het en vouwde zich op het aflopende laatste stuk zo goed en zo kwaad als het ging weer in zijn tijdrithouding. Zijn hoofd lag bijna op het stuur. Hier reed een doodvermoeide man die weigerde op te geven. Hij hield de laatste meters niet op met trappen, zoals Poulidor had gedaan. Anquetil fietste door tot over de streep. Misschien was het niet genoeg, maar Poulidor kreeg het geel niet cadeau. Jamais!

   Poulidor kreeg het geel inderdaad niet cadeau, zelfs niet van de Tourdirectie. Toen de stofwolken waren opgetrokken bleek dat Poulidor die dag 42 seconden was ingelopen. Anquetil had er nog 14 over. Hij had de slag verloren, niet de oorlog. Dat wist de Normandiër nog niet toen hij eerst een tijdje over de motorkap van de volgauto lag. Even later werd hij op de achterbank gehesen. Anquetil keek vanaf die plek een tijdje wezenloos voor zich uit. Mensen die van buiten naar binnen gluurden dachten de dood in de ogen te kijken. Toen Anquetil weer kon praten vroeg hij Géminiani of hij nog voorsprong had op Poulidor in het klassement. ‘Ja, veertien seconden’, zei de ploegleider. ‘Dat zijn er dertien teveel’, antwoordde Anquetil, die met zijn adem ook zijn branie had teruggevonden.

   Na drie etappes die de top van het klassement niet hadden gewijzigd was de spanning op dinsdagmiddag 14 juli in heel Frankrijk voelbaar. Langs het parkoers stonden naar schatting achthonderdduizend toeschouwers. De laatste 27,5 kilometer van de Ronde van Frankrijk van 1964 waren natuurlijk in het voordeel van tijdritspecialist Anquetil, maar Poulidor had dit jaar en in deze Tour laten zien soms maar verdomd weinig onder te doen voor Monsieur Chrono. Dat Poulidor zelf ook wel een potje tegen de klok kon rijden had hij een jaar eerder al bewezen in de Grand Prix des Nations, de honderd kilometer lange tijdrit die Anquetil als zijn persoonlijk eigendom beschouwde. Maître Jacques deed zelf niet mee, maar hoe Poulidor de anderen declasseerde was indrukwekkend. De runner-up had een achterstand van dik zes minuten.

   In Parijs-Nice in 1966 zou Poulidor Anquetil ook een keer echt verslaan in een tijdrit. Over 36 kilometer reed Poupou precies een seconde per kilometer sneller dan Anquetil. Om dat verschil in de laatste rit goed te maken – Anquetil stierf liever dan van Poulidor te verliezen – bleef zijn Ford-ploeg de Merciers van Poulidor maar attaqueren. Naar eigen zeggen was de 39ste aanval van de dag Poulidor te veel en moest hij toezien hoe Anquetil naar de winst reed. Poulidor beweerde dat hij die dag zelfs een paar keer fysiek was tegengehouden, Anquetil noemde hem een huilbaby.

   Ook in de slottijdrit van de Tour van 1964 was het rijden van Poulidor indrukwekkend. Tussen Versailles en Parijs achterhaalde hij Bahamontes, die tweeënhalve minuut voor hem was gestart. Halverwege had Poulidor een achterstand van twaalf seconden op Anquetil, na twintig kilometer nog maar drie. Vanwege de twintig en tien seconden bonificatie voor de nummers 1 en 2, hoefde Poulidor maar vijf seconden sneller te zijn om zijn achterstand van veertien seconden in het klassement goed te maken.

   Rond het velodroom in Parc des Princes werd Poulidors binnenkomst gevierd alsof hij twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog Frankrijk opnieuw had bevrijd. Hij werd op de schouders geslagen, door iemand van zijn ploeg op de wangen gekust. Toen een journalist Poulidor verkeerde tussentijden doorgaf geloofde hij zelf ook dat hij dat jaar de Ronde van Frankrijk toch nog had gewonnen.

   Een paar minuten later bleek Anquetil het laatste kwart van de tijdrit ruim een halve minuut sneller te hebben afgelegd. Het verschil na 4500 kilometer koers was verwaarloosbaar klein, maar genoeg voor Anquetil om als eerste renner ooit voor de vijfde keer de Tour te winnen. Het typeerde Poulidor dat hij Anquetil lachend, zonder enig cynisme feliciteerde en al zwaaiend naar het publiek een ereronde met hem reed. Er waren fluitconcerten voor de winnaar. Frankrijk werd nog verliefder op Poupou toen hij even later op het podium Anquetil op zijn wang zoende. Het is moeilijk voor te stellen dat Anquetil dat andersom ook gedaan zou hebben.

   In 1962 had Poulidor al eens gezegd dat, toen hij bij een tijdrit door Anquetil was ingehaald, hij graag langs de kant had gestaan om even naar zijn tegenstrever te kijken. Na afloop van zijn carrière zou Poulidor toegeven dat hij teveel bewondering voor Anquetil had gehad. Dat ook zijn populariteit hem in de weg zat. Hij hoefde zich nooit tot het uiterste in te spannen: ook als hij verloor was hij de held.

   De tijdrit tussen Versailles en Parijs was Anquetils 51ste dag in de leiderstrui van de Tour. Daarna zou hij nooit meer in het geel rijden. Poulidor ook niet. Hij startte veertien keer in de Tour, reed ’m twaalf keer uit, won zeven etappes en stond acht keer op het eindpodium, maar nooit zou hij de gele trui dragen. Hij was er nog wel een paar keer dichtbij. Na zijn proloogtijdrit in 1967 stond hij tot op het laatst met de snelste tijd op het bord. Tot de Spanjaard Errandonea, die twee dagen later opgaf, er in extremis toch nog met zes seconden onder dook. Zo ging het ook jarenlang in de strijd om het eindklassement. Ook na het tijdperk Anquetil was er altijd minimaal eentje beter. Als het niet Felice Gimondi was, dan was het wel Lucien Aimar, driemaal Eddy Merckx of Lucien Van Impe.

   Het maakte van Poulidor geen verbitterd man die niets meer met de Tour te maken wilde hebben. Tot voorbij zijn tachtigste verjaardag liep Poulidor rond in het Tourcircus, in een geel poloshirt van sponsor Crédit Lyonnais. Zijn taak was simpel: er zijn en met mensen praten, soms wat in een microfoon zeggen. Dat had hij zonder vergoeding ook wel gedaan. Poulidor bleef onverminderd geliefd en benaderbaar. Anquetils dochtertje Sophie vroeg via haar vader een petje en een foto van Poulidor met handtekening. ‘Ze kon eerder poupou zeggen dan papa’, verzuchtte hij eens.

   Pas na zijn dood in 1987 werd duidelijk welk afwijkend leven Anquetil had geleid. Ook na zijn carrière pleegde hij roofbouw op zijn lijf met slemppartijen die steeds heftiger en talrijker werden. Er waren altijd dorstige vrienden over de vloer voor avondjes stevig eten en nachtenlang kaarten waarbij hij om indruk te maken weleens een champagneglas opat. Ook op liefdesgebied was Anquetil niet doorsnee. Toen zijn relatie met Janine kinderloos bleef kroop hij eerst tussen de lakens met Janine’s dochter uit haar vorige huwelijk, en later met de vrouw van haar zoon, haar schoondochter dus. Van de twee kinderen die uit de romances geboren werden, Sophie en Dominique, was Anquetil zowel de vader als de stiefopa. Poulidor bleef gewoon bij zijn eerste vrouw Gisèle, en hun twee dochters Isabelle en Corinne, de moeder van Mathieu en David van der Poel.

   Hoe verschillend de twee ook waren, na hun carrières werden Poulidor en Anquetil vrienden voor het leven. Tenminste, voor zolang als het duurde. In 1987 werd bij Anquetil maagkanker in een vergevorderd stadium vastgesteld. Bij een bezoek dat Poulidor hem bracht toen duidelijk was dat de vijfvoudig Tourwinnaar niet ouder zou worden dan 53, omschreef Anquetil de pijn als ‘elk uur van de dag de Puy de Dôme oprijden naast jou.’ Poulidor kuste hem nog een laatste keer op zijn wang.


Door Wiep Idzenga

Nl Hana 2.24.01.05 0 919 3002

Nl Hana 2.24.01.05 0 926 5189.Tjp

Nl Hana 2.24.01.05 0 919 2973


Met dank aan: Matthias Huitema, Jan Luitzen, Peter Ouwerkerk.
Bronnen: L’Equipe, Le Miroir des Sports, Wielerrevue, Trouw, de Volkskrant, De Telegraaf, NRC Handelsblad, Algemeen Dagblad, Nieuwsblad van het Noorden, Leeuwarder Courant, Het Parool, De Muur, Sport International.
Literatuur: Jacques Anquetil en Pierre Joly – Anquetil; Jean Paul Ollivier – Raymond Poulidor; Raymond Kerckhoffs en Robert Janssens – Triomf en tragiek op de Tourcols; Martin Ros – De klimmers; Wim Amels – De geschiedenis van de Tour de France; Reina van der Wal en Rob Groen – Tour de France van A tot Z; Aart Aarsbergen en Peter Nijssen –  Kampioenen twijfelen niet; Martin Ros – Heersers van de Tour; Matt Rendell – Hoge toppen, diepe dalen; Dick Heuvelman – De Tour de France top 100; Jean Nelissen – De vedetten van de weg; Phil Ligget – Tour de France voor Dummies; Martin Ahaus – Het gouden habijt, 50 jaar Volkskrant in de Tour; Jean Nelissen – Hemel en hel op een stukje leer; John Wilckonson – 23 dagen in juli; Antoine Blondin – Tour de France; Herman Chevrolet – Het feest van list en bedrog; Graeme Fife – Het geheim van het peloton; Philip Delerm – De dribbels van Zidane; Mart Smeets – 100 mannen.
Beeld- en geluidsmateriaal: Philipe Kolby – Le mystère Anquetil; Arte – Die grossen Sportduelle, Jacques Anquetil vs Raymond Poulidor; TV5 Monde – Poulidor premier, Une histoire FrançaiseA.

Schermafbeelding 2019 11 13 Om 15.06.22

Leave a Reply