Mart neemt afscheid van zijn oude maat Maarten Ducrot: een oprecht mens uit een andere wereld stopt ermee

Corvos 00032308 343

Cees Priem, Jan Raas (Kwantum) En Maarten Ducrot – Photo Cor Vos © 2020


Auteur: Mart Smeets

Afgelopen zondag nam Herbert Dijkstra in de NOS-uitzending van de Amstel Gold Race op nette, maar toch wel weer persoonlijke wijze afscheid van Maarten Ducrot. Die hield het co-commentaarschap voor gezien, and rightly so.

Martijn (zijn roepnaam in het peloton van de jaren tachtig) was er namelijk eentje van de oude stempel. Er school een oprecht mens in hem, een romanticus ook, een man die concerten bezocht en die nadacht over de zin van het bestaan. En daar wilde hij best over vertellen.

De heren Raas & Priem, ook Zeeuwen, leerden hem op een snoeiharde manier de wetten van de koers. Namen hem mee op trainingsritten en (dixit Ducrot) ‘Speelden geweldig met mijn kloten.’ Die wat volkse uitdrukking zij hem vergeven, wielrennen was immers volks en dat was dus de taal van het peloton. In ander gezelschap zou hij nooit die taal hebben gebezigd.

Die andere wereld was voor hem eerst de collegezaal, later de directeurskamers waar hij plannen ontvouwde om goed en gericht te werken in een organisatie en zijn eigen huis waar hij het hoofd van een buitengemeen leuke familie was. Goddank, dachten De Sol (zijn en mijn maat) en ik dan, goddank dat Yvonne er is. Zij snapte hem, stuurde hem, gaf hem richting en hoorde zijn verhalen aan. De Nobelprijs voor de vrede, zou ik zeggen.

Toen hij niet meer voor zijn vak aan een krom stuur trok (zo noemden wij het wielrennen in die dagen) ging hij, winnaar van een Touretappe, wereldkampioen ploegentijdrit in 1982 in Goodwood en veel meer dan trouwe knecht in diverse profploegen, het volle leven in. Hij werd adviseur, bedenker van van alles: hoe kon je een bedrijf beter inrichten, welke karaktereigenschappen had je daarvoor nodig, hoe moest je de wurgende ambtenarij omzeilen en zo meer.

Tijdens onze lange autoritten van en naar koersen vertelde hij daarover: over zijn strijd tegen de wrede wereld van de zakenmannen, de bestuurders, de advocaten, de politici en steeds weer kwamen we dan uit op de conclusie dat met je kop in de wind fietsen, al was dat maar een zaterdagochtendritje in de Zeeuwse wind, toch het allerbeste was voor een mens. Alleen met de wind, die vaak tegen blies.

De wind was zijn vriend, Zeeland zijn bodem, de koers was eigenlijk een eng ding, waarbij een mens hard kon vallen.

Hij vertelde vaak over die geweldige valpartij van meer dan 125 renners in een donkere tunnel in Italië. Over het schreeuwen, gillen, kermen en huilen van zijn collega’s die links en rechts om hun moeder riepen. Gebroken ledematen, hoofdwonden, bekkenbreuken, verscheurde hoop en pijn. God helpe de renner, dacht hij dan. Hij was in Italië en daar wilde een geestelijke, zelfs de ploegleider van Rome zelf, nog wel eens een zalvende tekst over het leven, inclusief wat versterkt wijwater op de renners loslaten.

Hij ging schrijven en deed zulks op zijn Ducrots; met gevoel, nee, met compassie voor de verliezer. Zijn boekjes kregen een eigen publiek: denkers, dromers en huiskamergeleerden die de koers volgden als troost voor hun teruggetrokken, wetenschappelijke bestaan. Ja, hij werd ook een grachtengordel-favoriet, eindelijk iemand die keurig sprak en zijn eigen wereld kon relativeren.

Hij schreef ook dat de NOS-benadering van het wielrennen behoorlijk gekleurd en niet bepaald wielervakkundig was. Toen hem verteld was dat het wel televisie-fähig was en dat hij zulks niet meteen snapte, was de overtap naar de commentaar-cel makkelijk gemaakt.

Nu mocht hij zeggen wat hij zag, nu mocht hij gaan putten uit zijn wielerverleden. Liefst de werkelijkheid, want de waarheid was allang aan de duivel verkocht, hoe groot, hoe internationaal en hoe beroemd de betrokken renners ook waren. 

Hij bonkte op de deur: hij wilde de levende onschuld terugvinden in het peloton, maar zag al snel in dat zulks een gang naar Canossa zou worden. Hij werd een intelligente romanticus genoemd, een gestudeerd mens dat zelfs een kleine demarrage van Axel Merckx aan een degelijke beschouwing wilde onderwerpen.

Hij wilde de mensen aan de buis de interne kracht van een peloton tonen, maar ook de geslepenheid, het slechte en tevens het mooie van zijn sport laten zien.

Er waren mensen die hem wollig vonden, anderen zeiden wel begrip te hebben voor zijn zienswijze en hij had zijn vaste peloton aan criticasters en schelders; het zich werkelijk erbarmelijk ordinair gedragende peloton van pseudo-kenners en zielenpieten.

Daar kreeg hij, op enig moment, ook genoeg van. Hij was al een banjo-spelende ex-coureur die naar concerten van onbekende bands ging en daar heerlijk enthousiast over werd. En hij wilde ‘verhalen vertellen en graag de poten van het tekentafelwielrennen breken’.

Als hij een koers deed, wilde hij een dag eerder aanwezig zijn om te praten met renners en ploegleiders tegen wie hij ooit had gereden. Het ging hem niet zo zeer om wie er eerste was bij een tussensprint, maar waarom dat kleine groepje weggereden was en waarom nou precies daar waar de wind tegenstond.

Maarten Ducrot stopte met commentaar geven. Hij was verkikkerd geraakt aan paarden en ja, voor mij was hij dezelfde gebleven. Ik heb ook een paardenverleden en ik snapte hem.

Hij kon niet meer op voorhand naar Puglia of Toulouse rijden en op het laatst was er de studio in Hilversum, want ‘daar kon je toch ook de beelden van de race zien’, bovendien zat je er geriefelijk en was je na een uur rijden alweer thuis.’ Hou op. Maarten wilde erbij zijn, hij wilde het kloppend hart van het peloton voelen en hij wilde oude maten gedag zeggen.

De romanticus stopte en de oer-Drent Herbert Dijkstra wilde een knuffel en gaf een cadeau.

Nee, geen tranen, maar wel iets van spijt in de stem. Een tijdperk werd afgesloten, zoals ik dat al eerder met Ducrot meemaakte. Wij sloten het echter nooit helemaal af. We belden, aten, hadden het over muziek, over de gedragingen van Patrick Lefevere, over het NOC en de politiek, over de familie en wat de kinderen zoal deden.

En zo stopte Maarten Ducrot met verslaggeven, analyseren en wiellullen. 

Zijn vader was vroeger loods. Ik was nog op zijn begrafenisdienst in Vlissingen. Er stond die dag een vrij strakke wind. In de kerk keek ik tegen het achterhoofd aan van een goede vriend. Hij had zijn vader verloren, de man die ooit tegen hem gezegd had: ‘Wielrennen, ben je bedonderd, dat is niets voor mijn zoon.’


‘Another Brick In The Wall’ is een serie columns van De Muur meesters zelve: Peter Ouwerkerk, Bert Wagendorp, John Kroon en Mart Smeets.

Corvos 00007304 017

Nos Verslaggevers Maarten Ducrot En Herbert Dijkstra – Foto Wessel Van Keuk/Cor Vos ©2006

 

Corvos 00021650 133

Herbert Dijkstra En Maarten Ducrot (Nos Tv) – Photo Sabine Jacob/Wessel Van Keuk/Cor Vos © 2013

 

Corvos 00023509 138

Maarten Ducrot (Nos Tv) En Tom Dumoulin – Photo Dion Kerckhoffs/Wessel Van Keuk/Cor Vos © 2014

 

Corvos 00025149 131

George Bennett En Maarten Ducrot (Nos Tv) – Photo Cor Vos/Miwa Iijima © 2015

 

Corvos 00028501 007

Tom Dumoulin, Wilco Kelderman En Maarten Ducrot (Nos Tv) – Photo Dion Kerckhoffs/Cor Vos © 2017

 

 

 

Leave a Reply