Leer de lessen van de Tour van 2019: organiseer een finale en breek machtsmonopolies


MUR DE FRANCE


De Tour de France van 2019 is de leukste sinds jaren, vermoedelijk weten we op de laatste vrijdagavond nog altijd niet wie hem gaat winnen. Ik volg de Tour al een tijdje, en ik denk dat die omstandigheid zich voor het laatst heeft voorgedaan in 1989, toen de wedstrijd pas werd beslist op de laatste zondag en Greg LeMond alsnog Laurent Fignon versloeg. Zover zal het nu niet komen, maar een finale op de voorlaatste dag is ook al prachtig.

   Het verloop van etappekoersen heeft te maken met twee cruciale factoren: de krachtsverdeling in het peloton en het parkoers. Over het parkoers van de Tour van 2019 is eindelijk een keer goed nagedacht. Twee korte bergetappes aan het slot, met een afsluitende klim van bijna 35 kilometer waarop de Tourzege op het spel staat: je hoeft geen Einstein te heten om te beseffen dat je daarmee de kans op een spectaculair slot sterk vergroot.

   De Tourorganisatie heeft eindelijk lessen getrokken die ze in andere sporten al langer hadden geleerd: de finale hoort aan het eind. Wimbledon zou sterk aan impact inboeten, wanneer de winnaar al na de eerste week bekend zou zijn en ook in het voetbal weten ze al een tijdje dat de finale de laatste wedstrijd moet zijn. Maar nu zijn ze er in de Tour dan toch ook achter, al blijft het vreemd dat de allerlaatste etappe meestal champagnedrinkend voor de fotografen wordt doorgebracht: dat hoort niet, in topsport.

   De wegen van de wielerorganisatoren zijn ondoorgrondelijk, dus of hier sprake is van een structurele wijziging weet je nooit, maar het succes van deze Tour valt moeilijk te negeren. Tv-zenders en sponsors zullen aandringen op herhaling.

   De krachtsverhoudingen in het peloton zijn moeilijker te organiseren. Een van de factoren die bijdroegen aan het spektakel van de Tour van 1989 – ook na de editie van 2019 nog altijd de mooiste na-oorlogse Ronde – was het feit dat meerdere renners zichzelf serieuze kansen op de Tourzege toedichtten, behalve LeMond ook Fignon en Delgado, en dat de krachtsverschillen klein waren. Weliswaar leek Delgado zijn Tour al te hebben verknald door te laat bij de start van de proloog te arriveren, maar zijn inhaalrace droeg daarna bij aan de spanning van de wedstrijd.

   Het is onmogelijk een wedstrijd zonder uitgesproken favorieten te organiseren. Toevalligheden spelen een grote rol: Egan Bernal had dit jaar eigenlijk de Giro moeten winnen, Chris Froome knalde tegen een rotsmuur, Tom Dumoulin maakte de vreemde keuze voor de Italiaanse Ronde boven de Franse, Bardet zakte door het ijs, Pinot was opeens sterker dan ooit en de Spanjaarden van Movistar schoten weer eens in eigen voet: dat gaat allemaal buiten de koersregie om.

   De UCI zou met de invoering van een salary-cap en nog kleinere ploegen aan een spannend wedstrijdverloop bijdragen. Als Bernal zich blijft ontwikkelen zoals hij nu doet en er verandert verder niets, gaan we weer voorspelbare Indurain-achtige jaren tegemoet – voor mij ooit de reden om te stoppen met wielerverslaggeving. Te lange dominantie is dodelijk saai.

   Garanties voor een drie weken durend spektakel bestaan niet, maar de Tour van 2019 heeft in elk geval een richting aangewezen: werk in het parkoers naar een finale toe en breek machtsmonopolies.


Bert wagendorp



Leave a Reply