• 20 juli 2018 •
La Petite Brique 15
Auteur: Bert wagendorp
Er was een tijd in het wielrennen waarin de journalist een mooie primeur kon scoren wanneer hij een zogenoemde ‘combine’ op het spoor was gekomen, een geheime afspraak tussen ploegen om elkaar bij te staan in het wederzijds belang.
Een beroemde combinemaker was Jacques Anquetil, de vijfvoudige Franse Tourwinnaar uit de jaren vijftig en zestig. Anquetil verzekerde zich bijvoorbeeld altijd van de steun van de Nederlandse ploeg, en met name van de Sint Willebrordse hardrijder Wim van Est.
Van Est bewonderde Anquetil hogelijk, vooral omdat hij aan het eind van de Tour altijd zijn financiële beloftes nakwam. ‘Dan gingen we naar een hotel in Parijs. Daar zat Anquetil, met een stapel enveloppes met geld.’ Ook met de oudere held Fausto Coppi onderhield Van Est goede relaties. Nadat hij Coppi in 1952 had geholpen wereldkampioen te worden, ontving hij het afgesproken bedrag van tienduizend gulden, volgens het NIBUD de koopkracht van een kleine veertigduizend euro in 2018.
Het wielrennen brak onder het Nederlandse publiek definitief door als grote sport toen Wim van Est in de Tour van 1951 in de gele trui het ravijn van de Aubisque induikelde. Wat toen niemand wist, was dat de eerste Nederlandse gele trui te danken was aan een combine tussen de Nederlandse ploeg van Kees Pellenaars en de Zwitserse van de latere Tourwinnaar Ferdi Kübler. In ruil voor steun aan Kübler eiste Pellenaars een etappezege. Die kwam er op 16 juli 1951, en Van Ests voorsprong was groot genoeg om heel Nederland in een gele gloed te zetten, mede dankzij radioverslaggever Jan Cottaar.
De combine is nooit uit het wielrennen verdwenen. Zonder combine met de ploeg van Lance Armstrong had Michael Boogerd de beroemde etappe naar La Plagne nooit gewonnen. De Spanjaard Miguel Indurain kreeg bij zijn Tourzeges steevast de steun van andere Spaanse ploegen. Joop Zoetemelk werd in 1980 eindwinnaar mede dankzij de steun van de Franse ‘werklozen’ Patrice Thevenard en Ferdinand Julien.
In de Touretappe van woensdag naar La Rosière dook het vermoeden van combines opnieuw op: Vincenzo Nibali die zijn ploeggenoot Franco Pellizotti plotseling op kop zette in de jacht op Mikel Nieve, Dan Martin die Chris Froome naar voren sleurde in de slotklim… Mikel Landa die de sprint aantrok voor Geraint Thomas op L’Alpe d’Huez…
Het waren op het eerste gezicht onverklaarbare acties. Maar onverklaarbaar is in het wielrennen niet hetzelfde als onlogisch. Dat Tom Dumoulin op zijn beurt Thomas naar de gele trui trok had vermoedelijk een andere reden – een combinatie van emotionele zegedrang en naïviteit.
Niets menselijks is de wielrenner vreemd: wij maken allemaal voortdurend combines. Bovendien is altijd sprake van een eerlijke ruil: wie een combine wil aangaan, moet ook iets te bieden hebben. Het is een schaakspel van geven en nemen, en wie dat spel het beste beheerst, wint.
Of, zoals Tim Krabbé ooit schreef: ‘Ik vind combine en coalitie een essentieel en waardig onderdeel van het wielrennen.’
Het Sky-team van Chris Froome komt voort uit een andere traditie dan die van het oude wielrennen. De ploeg neemt alles, maar geeft niets. Was ik ploegleider van LottoJumbo NL of Sunweb, dan zou ik op zoek gaan naar een grote, misschien zelfs wel gezamenlijke combine, om de Engelsen te breken. Gegadigden genoeg, zou je denken.