HOE EDDY BOUWMANS ÉÉN JAAR EEN TOURTALENT WAS

Auteur: Mart Smeets

Corvos 00032683 046

Eddy Bouwmans (Panasonic) En Mart Smeets // Photo Cor Vos ©


Oké, een quizje om te beginnen. Nederlandse renner. Reed in een het hetzelfde jaar in de USA en in de DDR. Werd in 1988 3e in het criterium van Ochten. Wie o wie?

   Nu de Giro weer is gaan slapen, nu de Italiaanse klassementen bekend zijn en de stof van een toch bepaald niet echt spannende koers is opgetrokken, staat er voor de Nederlandse volgers een behoorlijke klus klaar: wat doen we met al dat Oranje talent dat links en rechts de klassementen binnen fietste, etappes won, in kopgroepen reed en…(let op) geen kopman was.

   Los van dat juk (falende of uitgevallen kopmannen) presteerden een klein groepje Hollandse jongens goed tot opvallend. Niet soms?

   Kijk maar:

   17. Kelderman op 41.45

   18. Arensman   op 42.31

   20. Oomen        op 1.04.22

   21. Bouwman   op 1.06.03

   26. Mollema      op 1.39.47

   28. Leemreize    op 1.59.40   

   Ja, ik heb de achterstandsgrens op twee uur neergezet. Zij die erbinnen vielen deden het goed volgens vox populi.

   Waarbij de licht kritische aantekening dat je in twee uur dik tachtig kilometer achter de winnaar zit. Go figure.

   Nee, verder geen kritiek, want juist die mannen-zonder-grote-naam verrasten in Italië en daar mag je als Nederland fietsland echt blij om zijn.

   Woorden en begrippen als ‘talent’, ‘onverwacht’ en ‘leerproces’ vielen veel en dat is ook wel weer logisch. We waren, met uitzondering van Mathieu van der Poel, die allang een topper was en een zeer opmerkelijk Giro inkleurde, wel weer eens toe aan andere namen in de categorie ‘doorgebroken’.

Ik neem U gaarne bij de hand en leidt U naar de uitslagen van de Ronde van Frankrijk 1992. Bij de ploeg van Peter Post (Panasonic) reed een kakelverse prof; een leuk, fris Brabants jong dat Eddy Bouwmans heette.

   Hij was de beste in het jongerenklassement, reed een stabiele ronde en deed zichtbaar zijn stinkende best de grote mannen bij te houden.

   Dat hij na de Tour het criterium van Boxmeer won kunt U als kenner dan goed genoeg ‘hineininterpretieren’ en dat hij vijf dagen later als derde eindigde in de Clasica San Sebastian was opmerkelijk en tekenend voor de doldrieste daden van de jonge kerel.

   Hij was van Aarle-Rixel en als geboortedatum stond er achter zijn naam: 30 januari 1968. 

Op koers dus, zo leek het, om een meer dan gemiddeld goede rijder te worden, want anders wordt je in je debuutronde geen 14e in de eindrangschikking van La Grande Boucle.

   Zijn achterstand op winnaar Miguel Indurain was 28 minuten en 35 seconden.

Een klein jaar later trok ik er namens de NOS op uit om het ‘talent’ in volle glorie aan het werk te zien bij de Classique des Alpes, die hij soepeltjes won. Leuk interview ook.

Ja, we hadden weer een klimmer, schijnbaar een klassementsrenner, maar dat geluid verstomde snel in de zomer van 1993 toen Bouwmans in Parijs nummer 45 in het eindklassement was geworden.

   Zijn achterstand op winnaar Indurain was 83 minuten en twaalf seconden. In 1994 vond ik hem niet terug op de startlijst van de Tour, waar hij in 1995 wél weer stond. Weer 45e. Passen op de plaats dus. Zijn achterstand op winnaar Indurain was honderdvier minuten en negen seconden. 

   Helaas zou hij daarna nooit meer opstappen in La Grande Boucle. Hij bouwde af bij de ploeg Foreldorado-Golff waar hij als laatste teken van leven het derny-criterium van Boxmeer won. Dat was op 28 juli 1997. Eddy Bouwmans versloeg Koos Moerenhout en Louis de Koning.

   Hierna werd het stil.

   Ja, in die negentiger jaren noemden wij, van de Nederlandse wielervolgers, hem een ‘talent’ en meer. Hij zat er voortdurend aan te komen, maar wij wisten niet dat hij na die verrassende 14e plaats in 1992, nooit meer zelfs maar in de buurt van die stek zou komen.

   Ik heb de klassementen er nog maar eens voor onder de loupe gelegd, maar Eddy Bouwmans eindigde in drie Franse rondes nooit bij de eerste tien van de dag. Zijn beste dagprestatie was de 19e plaats in Sestrière 1992. In zestig etappes arriveerde hij slechts twee maal boven plaats 100 en ook dat geeft stof tot nadenken. Hij was veel beter dan de busbewoners.

   Hij reed dus onder de tutelage van Peter Post en, het dient gezegd, Post was in 1992 super enthousiast in het kwadraat over zijn noviet. Tegen wie het maar wilde horen riep de Amstelvener: ‘We hebben er weer een’, maar wat dat precies was, bleef onduidelijk. Maar Post kon echt buiten zijn oevers treden als hij de kwaliteiten van de nog jonge Brabander aan ons onwetenden voorlegde.

   Hij kon klimmen, hij dacht na, hij durfde te dalen, hij kon volgen, hij luisterde… mijn Heer, wat een serie loftuitingen was dat. Daar moest de jonge renner toch ook wel van schrikken. 

   Later, veel later, zou hij op die vraag met een ‘Ja, wat denk je?’ antwoorden.

   Wat dachten wij?

   Wisten wij dat deze jonge vent in één jaar geheel opgerookt was en ver boven zijn theewater de Tour had uitgereden?

   Nee.

   Volgens het gospel van Post zou de bevestiging nog een of twee jaar duren, maar dan hadden we weer een kampioen.

   Nee dus.

   Hij was in klimetappes vaak rond de plaats 20 te vinden en dat bleek toen al meteen zijn maximum te zijn.

   Ook toen hij, zeker niet uit eigener beweging, maar duidelijk in stilte opgelegd aan het tovermiddel van die jaren begon, reed hij geen streep harder meer.

   Vijf jaar Post, een jaar Raas, twee jaar uitrijden en daarna stilte.

   Weg grote verhalen, weg grote carrière.

   Zijn witte trui, eerlijk verdiend in zijn debuutronde, kreeg hij een eeuwigheid later (2017) pas toen wielrennen weer een andere sport was geworden. De eeuwig slordige Fransen hadden toen, in de negentiger jaren, een foutje gemaakt. Sorry.

   Bouwmans, een verrekt aardig vent met vaak een lach op het altijd jong gebleven hoofd, kwam ik nog een paar maal tegen.

   Hij had geen zin gehad om tegen zijn goesting in preparaten te gaan slikken die hem in een iets hoger echelon ronderenners zouden hebben gebracht. Hij haakte snel af en na vijf jaren blij de echte profs was het genoeg. Het echte echte leven riep.

   Wat hij ging doen? Iets in etalagebouw, naar ik meen. Mooie winkels in elkaar zetten, handwerk ook.

   In een oud schrift kwam ik nog wat aantekeningen tegen van een gesprek met Bouwmans uit 1995. Nee, hij gaf niemand de schuld dat hij na die eerste goede ronde en die 14e plek ineens stil was blijven staan. Hij begreep wel dat hij in zijn rookie-ronde over de kling was gejaagd en veel te veel diep in zijn reserves had moeten koersen. 

Ja, hij had misschien ook wel zijn vlucht willen zoeken in middelen, maar naar ik later begreep was dat bij cortisonen en testosteron gebleven en vier injecties met EPO. Daarna had hij gezegd: niets meer, hij had geen zin om opgepompt misschien beter te gaan rijden, maar hij constateerde wel: ‘Ik zie Bjarne Riis nog langs me rijden of ik stil stond en ik rijd nu in groepjes met Nulens, Yates en Lauritzen. Kan je nagaan.’

   Dat waren allemaal teksten van renners uit die jaren die probeerden te verhullen dat de hele wereld op zijn kop was gezet door de grijpgrage handen van Italiaanse, Belgische en Spaanse artsen die heel veel meer durfden dan de kleine, slanke Brabander en heus een hele hoop meer van zijn collega’s aandurfden.

   En Bouwman riep uiteraard ook dat zijn bloed niet goed was, dat hij zijn knie in de puinpoeier had gereden en dat hij ijzertabletjes aan het slikken was om weer op niveau te komen.

   Bouwmans zocht steun bij de in de schaatswereld bekende Ab Krook die een renner in handen kreeg die flink twijfelde en toch een betere sporter wilde worden. Krook vertelde in die jaren dat Bouwmans echt geïnteresseerd was in bewegingsleer.

   Nee, over het Grote Spul werd, uiteraard, nooit openlijk gesproken; kenmerkend voor die dagen.

   Misschien is het mede daarom ook wel dat ik hem mocht en een beetje ben blijven volgen. Kapot gereden in één Tour, heel even aan de middelen geweest, maar op tijd ingezien dat zulks jezelf geweld aandoen betekende.

   Je had de keuze: wél en in de tweede kopgroep of niet en in de bus.

   Bouwmans koos voor werk in zijn eigen zaak. Met hout aan het werk, hij was geen wielrenner meer, geen talent, nauwelijks een eeuwig talent. Hij was citoyen Bouwmans geworden die in 2017 in de begeleidingsploeg van Lotto Jumbo arriveerde en dus weer voor heel even in de TdF rond kon rondstappen. Hij ontving gasten van de sponsor. Zouden die lieden ooit van Eddy Bouwmans, de renner gehoord hebben?

   Ik herinner me nog altijd het beeld dat ik van hem heb uit 1992. Het was in Sestriére. Claudio Chiapucci had de Tour op zijn kop gezet met een waanzinnige solo, Gert-Jan Theunisse kwam op ruim zeven minuten binnen, net voor Steven Rooks. Erik Breukink zat twee minuten achter deze twee en op 10.27 kwamen Stephen Roche, Eddy Bouwmans en Oscar Vargas over de streep: alle drie helemaal kapot gereden. Ik probeerde Bouwmans (die daar 19e werd, zijn beste etappeklassement in 60 etappes dus) aan te spreken, maar hij zat zo steen kapot dat praten te veel was; hij loenste, neen, hij keek onwaarschijnlijk scheel van vermoeidheid en maakte een armgebaar, iets van laat mij maar, ik ben zo verschrikkelijk kapot en ben helemaal naar de kloten. Ik kan gewoon helemaal niets meer. Neen, praten ook niet meer.

   Dertig jaar later tik ik dit alles nuchter en feitelijk op.

   Ja, ik kreeg toen een zwak voor de renner en mens Eddy Bouwmans en hoop dat gevoel nog wel even te blijven behouden.


‘Another Brick In The Wall’ is een serie columns van De Muur meesters zelve: Peter Ouwerkerk, Bert Wagendorp, John Kroon en Mart Smeets.

Corvos 00032213 335 Lr

Eddy Bouwmans (Panasonic) en Jan Raas // photo Cor Vos ©

 

Leave a Reply