HOE DEN ROSSE DE ETAPPE NAAR TARANTO WON

Another Brick In The Wall Liggend


Auteur: Mart Smeets

Zijn loopbaan verliep langs de volgende ploegen: Alpa, individueel, Vredestein, Groene Leeuw-SAS, Faema, Dr. Mann-Labo, Robur, Televizier, Gazelle, Frites Specialist en individueel. Hij koerste van 1955 tot en met 1966 en toen hij definitief afstapte miste niemand hem; zijn laatste jaar was een prutjaar geworden. Hij kon eenvoudig het peloton niet meer volgen en waar kon hij nog opstappen?

   Juist, in den Bels, in de kermiskoersen en daar moest je afspraken maken en slim zijn en in de slag zitten met de beste mannen, maar ook dat kon hij niet meer aan.

   En zo beëindigde de onbekende broer Van Est zijn loopbaan. Hij was na Nico en Wimme de derde die prof werd en zeker geen slechte coureur. Beter dan die andere drie broers, Kees, Toon en Leen, die ook allen aan een krom stuur trokken. Wimme was de bekendste, Nico de stilste en hij, Piet (Fijnaart, 11 augustus 1934 – Roosendaal,17 oktober 1991) de roodharigste.

‘Rooie Piet’ heette hij in het Brabantse peloton en in Vlaanderen sprak men van ‘den Rosse’. Hij was een meer dan gemiddelde renner die zevenmaal opstapte in de Ronde van Frankrijk. Tweemaal kwam hij buiten de tijd binnen en werd uit koers genomen. In 1961, misschien wel zijn beste jaar, moest hij opgeven, iets waar hij zich eigenlijk voor schaamde.

Piet Van Est Aan De Maaltijd Bestanddeelnr 912 6701

   Hij kon van alles wat, hij was niet de rapste en kon niet echt klimmen, maar onderschat zijn 22e, 26e en 28e plaats in het eindklassement van de Tour niet.

Hij was knecht weet je wel, hij moest water halen en op kop rijden en hij deed dat allemaal zonder zijn mond open te trekken. Broer Wimme was de man die alle publiciteit opeiste: gele trui, beroemde val, etappezeges en een geducht mens om afspraken mee te maken. Om aan makkelijk prijzengeld te komen in criteriums nam Wimme anderen in de slag met de ijzeren zin: ‘Je zag dat ik naast jou eindigde, maar ze konden mijn rugnummer niet aflezen.’

   Wimme en de aangesproken renner togen op weg naar de jury, de andere renner bevestigde wat Wimme hem voorgehouden had en kreeg later, in het kleedlokaal, tien gulden voor zijn kleine leugen. Zo kwam Jan Splinter door de winter.

Piet was niet zo. Hij was rustiger en stiller dan het explosieve vierkante mannetje dat Wimme heette, het uithangbord van de familie.

   Piet vond het ook niet altijd leuk vragen te moeten beantwoorden die over zijn broer gingen. Ooit zei hij: ‘Maar stel me eens een vraag die over mijn eigen gaat.’

   Piet kreeg in de winter van ’60-’61 een beste aanbieding. Rik van Looy had een domestiek nodig die zijn mond hield, die op kop reed, die water en een jasje haalde en die blij mocht zijn dat hij bij de elite-eenheid van Van Looy mocht rijden.

   Dat was Piet dus.

   Trots trainde hij thuis in het Faema-shirt. Zo kon West- en Zuidwestelijk Brabant hem zien: als renner van de bekende Faema-ploeg, de ploeg van de wereldkampioen. Als de man die werd opgesteld in de Giro van 1961.

   Piet had zijn goede pak aangedaan en ging op weg naar Italië, naar Turijn. Hij wist dat hij moest knechten, hij kende de pikorde binnen de ploeg: Van Looy was de koning en die tolereerde geen tegenspraak. Edward Sorgeloos was zijn eerste luitenant, de man die link en slim was en die dingen regelde. Goede knechten waren de Vlamingen Schroeders, Van Tongerloo en Armand Desmet.

   Willy Derboven kon redelijk tot goed sprinten, Raymond Impanis was aan het einde van zijn loopbaan en was lui en Louis Proost was in 1960 wereldkampioen bij de amateurs geworden en had soms een dikke nek. Hij hoefde toch zeker geen drinkbussen te halen…

   Nee, dat moest Piet doen. Dat was hem al een paar maal duidelijk geworden. Hij had in 1958 weliswaar de Ronde van Nederland gewonnen, maar had hij enige recht van spreken binnen de ploeg in Italië? Nee.

   Dus kreeg hij op de ochtend van de zevende etappe, die het peloton van Reggio Calabria naar Cosenza leidde, van Sorgeloos (namens Van Looy) de opdracht om na het eerste uur de andere ploeggenoten voortdurend van water te voorzien.

   Piet had geknikt en naar de stand van de zon gekeken.

   Het zou warm worden die dag, heel warm. En Piet kon niet goed tegen hitte.

   Na een uurtje ging Piet voor zijn eerste bestellingen terug naar de wagens. Hij laadde slechts vijf bidons en sloeg nog even een babbeltje aan de wagen. Wat hij niet wist, was dat er voorin ineens en heftig gedemarreerd was.

   Piet trok zichzelf in gang en kreeg na tien minuten koersen behoorlijke dorst. Hij ledigde een bidon, schakelde op, maar zag nooit het peloton meer.

   Wel dronk hij alle vijf drinkbussen leeg, waardoor hij zich ineens realiseerde dat hij terug moest naar de Italiaanse wagen, ver achter het peloton, waar de drinkbussen werden uitgedeeld.

   Weer nam hij er vijf mee en de geschiedenis herhaalde zich.

   Het was inmiddels stervend heet geworden op de stoffige Italiaanse wegen en Van Looy zat vloekend op zijn drinkbussen te wachten. Er werd nog meer gegodverd en anderen werden naar achteren gestuurd: haal godverdoeme Piet en zijn drinkbussen terug.

   Dat lukte niet. De temperatuur lag flink boven de dertig graden, Piet dronk de ene na de andere bus leeg, ging nog een keer terug en arriveerde flink na de hoofdmacht in Cosenza.

   Van Looy had gelukkig drinken aangereikt gekregen uit de wagen van de koersdirectie: Rik van Looy in koers houden was hun belangrijkste opdracht van die dag geworden. Om sponsor Faema te plezieren kreeg Van Looy waar geen enkele andere renner om hoefde te komen: drinken uit wagen numero uno.

In het rennersverblijf die avond, een soort jeugdhotel, kreeg Piet ‘onder zijn voeten’ zoals Sorgeloos het omschreef. Hoe kon hij zo stom zijn geweest bidon na bidon leeg te drinken zonder aan zijn kopman gedacht te hebben?   

   Piet beloofde die avond, stilletjes aan de hoek van een tafel gezeten, beterschap voor de komende dagen. Hij zou proberen beter na te denken en ervoor te zorgen dat Van Looy zijn drinken op tijd zou krijgen.

   

Van Looy, de baas, maar wel een patron met zachte kantjes, zag zijn Ollandse domestiek kleiner en kleiner worden en legde zijn arm om de schouder van Van Est: ‘Piet, maak alles goed en ga morgen mee in de aanval.’

En zo geschiedde het dat de achtste etappe van Cosenza naar Taranto (helemaal in de laars van het land) uitgevochten werd door een select gezelschap dat de heilige zege van de grote mannen in het peloton, Jacques Anquetil, Rik van Looy, Oreste Magni, Antonio Suarez, Charly Gaul en Miguel Poblet, had gekregen.

   Het was nog steeds drukkend warm en de heren kopmannen waren niet van zinnen zich echt in te spannen. Volgaarne zetten ze even de voordeur van het peloton open en daar glipten zeven mannen weg. Onder hen drie man van Faema: de jolige Schroeders en de sterke Van Tongerloo. En Piet van Est. Drie man uit één ploeg in een kopgroep van zeven.

   Gedachtig de woorden van zijn kopman had Piet het aangedurfd mee te springen, maar hij zag meteen in dat hij tegenover zijn twee ploeggenoten uitsluitend een dienende rol moest vervullen. Van Tongerloo was al een hele mijnheer in het peloton en Schroeders had een grotere mond. Het zou wel weer een dagje water halen worden, dacht Piet.

   De zeven man kregen meer dan twaalf minuten voorsprong, naderden de finishplaats en de drie Faema-mannen keken elkaar aan. Van Tongerloo was geen groot sprinter en Van Est zag dat het beste bij Schroeders eraf was. Moest hij dan?

   Hij zette het uit zijn hoofd: de knecht aller knechten, een man die de vorige dag nog flink onderuit de zak had gekregen, kon nu toch niet voor de zege gaan mee sprinten?

Piet Van Est 1956

   Hij bekeek de anderen; de aalgladde Franse Pool Stablinsky, link als een deur en de Italiaan Bobo die schofterig gemeen kon sprinten. De andere twee kende Van Est niet eens. Ja, een Spanjool, maar hij had geen idee wie dat was of wat die kon.

   En dus ‘den Rosse’ zijn voetriempjes strak en reed de sprint van zijn leven. Stablinsky bleef een half wiel achter en hij, de kleine knecht uit Fijnaard, de man die ze in West Brabant liefelijk ‘De vuurbal’ noemden, won de achtste etappe van de Giro 1961.

Edgar Sorgeloos vertelde het later op fantastisch beeldende wijze. Op ruim acht minuten was het peloton van bijna 130 renners binnengekomen. De mannen van Faema in die groep, Van Looy helemaal, keken naar het podium waar juist op dat moment Piet van Est naar voren werd geroepen. Ze konden hun ogen niet geloven.

Kopman en knecht keken naar elkaar en Piet van Est wist niet anders te doen dan heel voorzichtig een wijsvinger naar Van Looy op te steken.

’s Avonds aan tafel werd Piet van Est toegesproken en toegelachen. Hij kende de wielrennersavond van zijn leven. Rik Van Looy liet flessen spumante aanrukken want op de zege van deze coureur moest zeker gedronken worden.

   Piet van Est zag dat bubbelende wijn voor hem ingeschonken werd en vroeg aan zijn buurman aan tafel of die wellicht ‘een pilske’ voor hem kon bestellen. Hij had het niet zo op bubbelende wijnen uit vreemde landen.

   Stil en tevreden zat hij aan tafel en keek rond. Hij had een Giro-etappe gewonnen. Die namen ze hem nooit meer af.

   Twee weken later, in Milaan, was Piet van Est er nog steeds bij. Zijn kopman, Rik van Looy was als zevende geëindigd, maar had wel drie etappes gewonnen.

   Het ploegenklassement was voor Faema en Piet van Est stond fraai op de 35e stek in het eindklassement. Die avond zei hij tegen zijn ploeggenoten dat hij graag zo snel mogelijk naar huis wilde. In West-Brabant was zijn etappeoverwinning in de Giro ook doorgedrongen.

Sorgeloos: ‘Toen hij afscheid van ons nam was hij zo fier. En wij waren zo blij voor hem. Aan de herinneringen aan den Rosse heb ik mijn hele leven lang plezier beleefd. Vooral aan die dagen in de Giro. Piet was veel te bescheiden om profrenner te zijn. Maar trappen kon ie.’


‘Another Brick In The Wall’ is een serie columns van De Muur meesters zelve: Peter Ouwerkerk, Bert Wagendorp, John Kroon en Mart Smeets.

Piet Van Est Gitane Leroux Rider And Rik Van Looy Tour De France 1962

Piet van Est, Gitane-Leroux rider and Rik van Looy, Tour de France 1962 // https://commons.wikimedia.org


 

Leave a Reply