Auteur: Bert Wagendorp
Het wielrennen is een door en door kapitalistisch bedrijf. Wie het meeste geld heeft kan de beste ploeg samenstellen en daarmee de meeste publiciteit binnenhalen. Publiciteit, niet winnen; winnen is in de wielersport moeilijker te organiseren dan in de meeste andere sporten. Er zijn te veel onzekere factoren om gegarandeerd te zijn van de zege. Vooral in de eendaagse wedstrijden – al wordt ook daar de koek door steeds minder verschillende ploegen verdeeld.
Maar voor het grote publiek is wielrennen de sport van de grote rondes en daarin is overheersen gemakkelijker, door het over drie weken verdeelde risico. Toeval is gemakkelijker uit te sluiten. Het aantal renners dat voor de zege in aanmerking komt is ook veel kleiner: heb je er daarvan twee in huis dan zit je goed.
Mart Smeets klaagde vorige week op deze plek over een saaie Giro. Hij had gelijk. Egan Bernal kwam geen moment in gevaar, en leek dat even wel het geval, dan was er Danny Martínez die zich op kop zette en zijn kopman de berg op sleurde. Dat was mooi voor Ineos Grenadiers, maar saai voor de kijker. De kracht van de ploeg sloot verrassingen uit.
Ineos Grenadiers heeft voor de Tour een heel nieuwe ploeg klaar staan, die met Thomas, Geoghegan Hart, Carapaz en Porte alvast vier podiumkandidaten telt. De volgorde moet nog even worden vastgesteld, maar is eenmaal duidelijk voor wie er gereden moet worden dan voegt de rest zich zonder morren – tegen een miljoenensalaris, dat wel.
Je hebt Roglič en Pogačar, maar de kans dat Ineos in de Tour een winnaar naar voren schuift is groot. Roglič en Pogačar zijn eenlingen, vallen zij uit dan is het plan mislukt. Bij Ineos komt dan gewoon de volgende klasbak naar voren.
Dat is de kracht van het dure collectief. Ineos doet niets wat niet mag, de ploeg maakt gebruik van het financiële overwicht en van het feit dat daaraan in de wielersport geen beperkingen zijn gesteld. Het budget – Smeets had het over 45 miljoen euro, en dat zou goed kunnen kloppen – is vele malen hoger dan dat van de concurrentie.
Is dat systeem, dat voorspelbare saaiheid in de hand werkt, te veranderen?
Jazeker, maar dan moet er in het wielrennen worden gekeken naar de manier waarop in Amerika de topsport is georganiseerd. Vreemd genoeg is dat, in het land van het ongebreidelde kapitalisme, een sociaal-democratisch systeem. Er wordt gewerkt met salary-caps – elke ploeg mag een maximumbedrag uitgeven aan salarissen. Daaraan zitten allerlei haken en ogen, maar het werkt in elk geval de gelijkheid en daarmee de competitie in de hand. Wat ook helpt is de zogenaamde ‘draft’ – de ploegen die het laagst zijn geëindigd in de competitie mogen voor de volgende ronde de eerste keuze maken uit het aanstormende talent.
Zo organiseert het collectief van teams haar eigen concurrentie, een voorwaarde voor een spannend verloop van de competitie en voortdurende verandering van de krachtsverhoudingen. Het belang van het collectief is het belang van elke afzonderlijke club: dat hebben de Amerikanen heel goed door.
Kan dat in het wielrennen ook? Niet zolang we vasthouden aan een systeem waarin de rijkste het voor het zeggen heeft en geld de allesbepalende factor is. We zijn daar zo aan gewend, dat het systeem onveranderlijk lijkt. Maar het kan wél als er voorbij het eigenbelang wordt gekeken naar het belang van de sport als geheel. Als de vraag wordt gesteld waarom de kijker nu eigenlijk kijkt en vooral waarom hij blijft kijken: om te genieten van onverwachte ontwikkelingen, om onverwachte winnaars te zien. Om ploegen risico’s te zien nemen omdat dat de enige manier is om te winnen.
Hij kijkt níet om dagenlang een treintje op kop te zien dat elk initiatief in de kiem smoort en waarvan de kopman twee kilometer voor de streep demarreert. Dat heb je na drie keer wel gezien.
De krachtsverhoudingen in de wielersport moeten beter worden verdeeld. Er moeten geen drie ploegen zijn met een potentiële winnaar in de gelederen, maar tien.
Het wielrennen moet minder kapitalistisch worden.
‘Another Brick In The Wall’ is een serie columns van De Muur meesters zelve: Peter Ouwerkerk, Bert Wagendorp, John Kroon en Mart Smeets.