De oneindige zegereeksen van Marianne Vos (en een interview van tweeënhalve minuut te Kopenhagen)

Another Brick In The Wall Liggend


Auteur: Mart Smeets

Tien jaar geleden zat ik, op een mooie donderdagmiddag, tegenover Marianne Vos. Het WK van dat jaar vond plaats in Kopenhagen. We hadden afgesproken dat er twee dagen voor haar koers nog een interview-moment zou zijn en ze had gezegd: ‘Kom maar naar de plek waar wij zitten’ en dat bleek een grappig gebouwd hotel te zijn dat buiten de stad lag, waar rust heerste en waar we een plekje zochten om iets moois te maken.

De cameraman was Peter Bakker, dus over de kwaliteit van de beelden hoefde ik me geen seconde zorgen te maken. Hij leverde nooit verkeerde shots af, hij dacht na en volgde niet alleen de woorden van de geïnterviewde, maar ook van de vragensteller. Zulke cameramensen kom je niet vaak tegen, maar dat terzijde.

Het gesprek met Vos verliep uitermate soepel, want ze was op haar gemak, had hoegenaamd geen haast en we kenden elkaar. Ik herinner me nog het fraaie moment waarop we achter elkaar op een tribune zaten: in het honkbalstadion van Peking, tijdens de Olympische Spelen van 2008. Mariannne wilde toen even wat anders doen na haar eerste Olympische optredens, de wegwedstrijd (waarin ze 6e was geworden) en de individuele tijdrit (waar ze  zichzelf pas op de 14e stek terugvond). Ze was behoorlijk teleurgesteld, licht bozig en kwetsbaar.

Wat doet een mens dan?

Naar het honkbalstadion gaan om daar je zinnen te verzetten.

En dus zaten we, op enig moment, samen in dat honkbalstadion tijdens een vrij lange regenpauze. Onder plastic verstopt kletsten we wat, over hoe haar voorbereidingen waren geweest, hoe ze net de slag gemist had in de wegwedstrijd en alles in de laatste kilometers had gelegd en hoe haar tijdrit haar toch ook was tegengevallen. Ze had ergens heel ver weg getraind, in een Midden-Amerikaans land als ik het me goed herinner, El Salvador of zo. Omdat, zo had ze toen geleerd, daar ongeveer dezelfde weersomstandigheden als in China te vinden waren: warm en vochtig en hoe je kon leren met die omstandigheden om te gaan.

Ze zat er die middag klein en nat bij, maar bleef wachten tot er weer gespeeld kon worden. En dus kletsten we wat, namen het leven door en zaten te wachten tot het regenen was opgehouden.

Ik denk dat dit een mooie inleiding was geweest voor ons gesprek in Kopenhagen. Op een moment dat je beiden nat, kil en unheimisch ergens op een tribune hebt gezeten, deel je die herinnering nog jaren.

Dus ook in 2011, slechts drie jaar later.

Terwijl we een goed plaatsje zochten, Peter de camera neerzette en op de lichtinval van buiten lette, memoreerden Marianne en ik de ontmoeting in Peking. Small world noemden we het. Zaten we immers weer even samen.

Het werd een heel erg aardig gesprek waar zij de tijd voor nam. We behandelden zaken als winnen en verlies, haar voorbereiding, de concurrentie en dreven daarna af naar tamelijk persoonlijke hoeken van haar bestaan. Zo kende ik haar niet, want ik moest van anderen nog weleens begrijpen dat ze kort van stof kon zijn en een fraaie manier gevonden had stekelige vragen te ontwijken.

Ze opende zich geheel, sprak wijze teksten en niets leek op haast, druk, kregeligheid.

Om kort te gaan: ik kreeg een wijze les over Vos mee. Ze was zachter van karakter dan ik ooit had geweten en bijna lief in haar beschouwingen over het damesfietsen. Op enig moment kreeg ik een teken van Peter dat hij een cassette moest wisselen en dat betekende dat we al een half uur aan het kletsen waren en zij nog steeds niet op haar horloge had gekeken.

Kortom, het werd zo’n gesprek waar je als televisiemens wel eens op hoopt, maar dat zelden of nooit gebeurt: de ondervraagde die de remmen geheel losgooit, haar gemak ervan neemt en het gesprek bij de hand neemt. Het enige wat ik moest doen, was zo nu en dan een tussenvraagje stellen.

Zo ging het toen in Kopenhagen.

We namen afscheid, zij liep een ander gebouw binnen, ik rekende de koffie af en wij vertrokken naar de stad, waar we, in de buurt van de finishlijn, een cabine hadden staan waar we konden gaan monteren, of, voor leken: de beelden in een bepaalde volgorde konden gaan zetten. Voor die outsiders: er bestaat bijna niets leukers in het televisievak dan zulke montages (liefst onder enige spanning) te moeten maken. Het vereist snelheid en logisch nadenken en je horloge is je grootste tegenstander.

Zo niet deze keer, bedacht ik toen we, Peter en ik, de cabine binnenliepen en tevreden concludeerden dat ‘la Vos’ wel een heel bijzondere kant van haar wielerleven voor ons (en de camera) had neergelegd. Dus belden we de eindredacteur die, nadat ik gevraagd had hoeveel tijd er voor de ‘voorbeschouwing Vos’ stond, zijn antwoord zacht, bijna te zacht in mijn oor neerlegde.

Ik schudde mijn hoofd, slikte even en ik begreep dat er ontstellend veel ander sportnieuws was, dat er overal gevoetbald werd, dat er…blah, blah, blah.

Niet eenmaal vroeg de eindredacteur waar het gesprek over was gegaan. Hij was slechts een soort van stationschef die de tijd van de vertrekkende treinen in de gaten moest houden en hoe die het station verlieten kon de man geen barst schelen.

Nou had ik al in een aantal stadia eerder geleerd dat je, in zulke situaties, nooit boos moest worden of in ieder geval die boosheid niet moest tonen, dat je niet moest gaan schreeuwen of wat dan ook en dat een ernstig onderkoeld: ‘Dat meen je niet’ bij het aanhoren van ‘Kan je het binnen de twee en een halve minuut houden?’ eigenlijk het beste was.

Peter en ik beten onze tong eraf, terwijl we elkaar aankeken met iets van ‘wat zonde, wat vreselijk dat er dit met het gesprek van anderhalf uur eerder gebeurt.’

Er was nog heel even heen- en weer gebalanceerd over redelijkheid, de uitgelezen kans om kampioenskandidate Vos beter te leren kennen en we beëindigden het gesprek vrij snel.

Ik had niet gevloekt, niet met stemverheffing gesproken, maar geluisterd naar het verzoek van een eindredacteur die me per telefoon deze mededeling deed: ‘Hou het alsjeblieft kort, we hebben al te veel onderwerpen.’

Dus hielden we het, zoals afgesproken, kort en monteerden wat hoofd- en hoogtepunten uit bijna 35 minuten zeer bruikbaar materiaal.

Zo ging het hopelijk de zender op. Peter en ik hoorden niets meer over de gemiste kans een topsporter uit eigen land beter te leren kennen.

Op een of andere manier ben ik vanaf dat moment Vos altijd blijven volgen. Haar zeges, haar wegtriomf in Olympisch London, haar terugval en haar terugkomst na een stille tijd waarin haar naam nog nauwelijks genoemd werd.

Ze bleef voor mij een fenomeen uit het opperste echelon, van een hoogte die, in de Nederlandse sport, weinigen ooit konden bereiken. Ook toen ze ineens ‘oud’ genoemd werd, dus midden-dertig was, reed ze nog steeds met de allerbesten mee en won ze nog weleens wat. Het meisje van toen was een gedisciplineerd levende vrouw geworden en de fiets was nog altijd haar vriend.

In Kopenhagen kwam Vos op korte achterstand van winnares Nicole Cooke over de streep; zesde naar ik me herinner. Ze vond het zelf niets voorstellen. Niet winnen, betekende voor haar ook en direct: verliezen. Even later wisselden we blikken. Ze schudde snel en bewust haar hoofd en ik begreep wat ze bedoelde: ‘Geen commentaar verder.’

Kopenhagen ligt ruim tien jaar achter ons. Toen al werd ze door een enkele volger langzaam afgeschreven. Ze was niet meer de Vos met peper in haar sprint, de vrouw met panache en durf.

Let wel, toen moest ze dus nog Olympisch kampioene in London worden. Toen moest ze nog gaan bouwen aan die bijna onvoorstelbare erelijst. Heeft dat kleine, frêle, bijna iele wezen met die licht flonkerende glimlach om de mond, dat allemaal gepresteerd?

Ja dat heeft ze. Ik heb het eens opgezocht: in het heel kort komt het neer op drie maal wereldkampioene op de baan, negen mondiale titels bij het veldrijden, vijf maal eerste bij grote wereldevenementen zoals Olympische Spelen en wereldkampioenschappen op de weg en daarnaast een idioot lange waslijst aan medailles, records, klassiekers en overal en heel erg vaak in de prijzen.

Het bestuderen van die overwinningenlijst geeft een normaal mens stekende koppijn. Ze was en is nog steeds van een uniek soort topsporter; deels ongrijpbaar, deels goddelijk, maar waar lag haar kwetsbaarheid toch ook al weer? Had ik daar in Kopenhagen eens niet een lesje over geleerd uit haar eigen mond?

Totdat ze, ik meen in 2015, heel even in het nieuws kwam nadat ze melding maakte van ‘overtraining’. Daarna volgde er een onbetamelijk lange radiostilte. Er was meer en wisten we wat er was?

Ik zou graag nog eens dat bandje van Kopenhagen willen naluisteren en nazien. Hoe ze daar sprak over haar twijfels en hoe moeilijk het soms was daar goed mee om te gaan. Hoe gecompliceerd het leven van een jonge sportvrouw soms ook kon zijn. Die cassette heeft nog een tijdje in een lade van een bureau in Hilversum gelegen. Na een opruimbeurt was de cassette foetsie. Waarschijnlijk gewist.

Het is tien jaar ruim na Kopenhagen. Routinematig blader ik door de sportuitslagen van de zaterdag heen. Een ‘total lockdown’ zweeft boven ons allen, maar daar is ineens een lichtstreep aan de horizon. Ik lees dat Marianne Vos de cross van Rucphen heeft gewonnen. Dat zal nauwelijks iemand in Nederland geraakt hebben, maar mij dus wel.

In deze onwaarschijnlijk moeilijke tijden staat daar in mijn computer: ‘In een mooie sprint moest Vos van ver komen doordat ze vlak voor het laatste rechte stuk uit haar klikpedaal schoot, maar ze herstelde zich knap en klopte Brand uiteindelijk met duidelijk verschil.’

Ik blader door pagina’s met winstcijfers, waar heeft ze allemaal niet gewonnen?

Is haar tweede ik nog sterker dan haar eerste? Wellicht.

Ik lees dat ze in haar leven meer dan 300 wedstrijden heeft gewonnen.

Good girl.

Als je uit je klikpedaal schiet, dan herstel je dat snel en deugdelijk, niet alleen in een koers, maar in het hele leven, ook al is dat gecompliceerd. Ook als letterlijk hier makkelijker is dan figuurlijk.

Zij, Marianne Vos, heeft dat al meerdere malen in haar leven meegemaakt.


‘Another Brick In The Wall’ is een serie columns van De Muur meesters zelve: Peter Ouwerkerk, Bert Wagendorp, John Kroon en Mart Smeets.

Corvos 00017964 185

Marianne Vos (Copenhagen) – Foto Wessel Van Keuk/Cor Vos ©2011


Leave a Reply