1975 – voor 1 franc mocht Nello Breton de Kannibaal slaan


Auteur: Peter Ouwerkerk

Un pastis, un,’ bestelt Nello Breton aan de toog van Bar Tabac de la Petite Vitesse, in de bocht van de rue La Bruyère, Chamalières, nabij Clermont-Ferrand. ‘En geef de anderen ook wat, un tour général s’il vous plaît.

    De patron van La Petite Vitesse schenkt de glazen nog eens vol. Hij begrijpt meteen dat Nello een goeie dag heeft. Het incident in de Tour van 1975 lag al jaren achter hem, maar Breton was nog altijd een beroemdheid in de Auvergne. Wat heet: in heel Frankrijk! Nello Breton plantte een mijlpaal in de wielerhistorie, zijn rechtervuist was er persoonlijk verantwoordelijk voor dat Eddy Merckx, na die gebeurtenis op vrijdag 11 juli, nooit meer een Tour de France zou winnen.

Je hoefde Nello maar uit te dagen, en hij begon. De een vertelde een mop, de ander zong een lied, Nello speelde de scène van zijn leven. Hij sloeg zijn pastis achterover, prikte in een paar zwarte olijven, haalde adem en begon.

    Eh bien … Ik had ’s morgens de krant gelezen en het ging alleen maar over Merckx. De radio? Allemaal over Merckx. Merckx, Merckx, niets dan Merckx. Alsof er geen Fransen meer meereden in de Tour. Ónze Tour. Ik begon die man te haten, wij allemaal begonnen die man te haten.’

De 62ste Tour was vijftien dagen op weg. Eddy Merckx was de leider, droeg alweer acht dagen het geel. Hij zou iedereen ook op de Puy-de-Dôme mores leren; er volgden twee Alpenetappes en een tijdrit, kostje gekocht. Zesde eindzege, één meer dan de grootste Fransman ooit, Jacques Anquetil. Wie kón Merckx nog stoppen? Niemand, zo las en hoorde je overal.

    En toen begon het te spoken in het hoofd van Nello Breton. Zijn bloed begon te koken, en hij beraamde een plan.

    Nello Breton was 55 in 1975; hij had een dag vrijaf genomen, zoals iedereen in de streek van Clermont. Hij was met vier copains naar de voet van de Puy gereden, had zijn Renaultje geparkeerd, tien franc entree betaald – op de Puy moest je betálen als ‘milieuschadelijke toerist’ – en was begonnen aan de voettocht omhoog. Met proviand: wijn, worst, kaas en stokbrood. Het was tien uur ’s ochtends.

    In Aurillac maakten de 110 renners zich klaar voor de start van de veertiende etappe, over 173,5 kilometer. Twee flauwe hellingen van vierde en derde categorie, met als apotheose de slotklim van elf kilometer tegen de Puy; stuk van 7%, stukje van 13%, de laatste drie kilometer 12%, 1415 meter hoog.

Dichter dan twee kilometer van de top waren Nello Breton en zijn kompanen niet gekomen. Ze hadden er bijna drie uur over gedaan, hier moesten ze maar blijven; boven stond het al zes, zeven rijen dik. Daar zag je niets meer. Wat dacht je, honderdduizend mensen!

    Nou, had Breton gezegd, de wijn was op, het brood was op, de worst en de kaas ook, ze waren klaar voor de Tour, klaar om Merckx te ontvangen. Er werd gezongen, gediscussieerd. Met elkaar, maar ook met vreemden.

    De ‘Bretons’ kregen het verbaal aan de stok met een paar Belgen. Dat Merckx niets van koersen begreep, nooit iets aan een ander liet, dat ze hem nog nooit hadden zien lachen. En díé moest Anquetil onttronen? Wat nou kannibaal? De Fransen vraten hém op!

Breton was zich hoe langer hoe strijdlustiger gaan voelen.

    Dokdokdokdokdokdok, brgbrgbrg, dokdokdok … De helikopter. Boven Royat. Het was kwart voor drie. Ze werden gek van opwinding. Ils arrivent …! Renners …! Daar was Lucien Van Impe al, met in zijn kielzog Bernard Thévenet.

    Merckx en Joop Zoetemelk hadden het moeilijk, hadden moeten lossen.

‘En toen, Nello?’

    Nello Breton had een verse pastis voor zich gekregen, nam een teug, en vertelde verder. Op de Puy was iedereen rondom hem gaan springen en dansen, iedereen feestte mee in een aapjesmachine. En ineens was hij naar voren gesprongen, als een bokser die een punch ging uitdelen. Hij had een gele waas voor zijn ogen gekregen en had Eddy Merckx een klap gegeven. In zijn zijde

    Plok, beng, argh …

Merckx was doorgereden. Maar op de plaats delict had een motorgendarme de belager van de gele trui meteen kunnen aanwijzen en gearresteerd. Nello Breton verzette zich niet. Hij bekende onmiddellijk, wilde alleen weten wat Merckx’ achterstand op Thévenet bóven was geweest: 34 seconden.

    Eddy Merckx was direct na de finish in een houten hok gevlucht, had zich kermend op een houten bank geworpen en naar zijn maag- en leverstreek gegrepen. De dag erop was het rustdag in Nice; de Tourarts gaf hem pijnstillers.

    In de zondagetappe verkrampte Merckx dusdanig in de slotkilometers naar Pra Loup dat hij zijn gele trui moest afstaan aan ritwinnaar Thévenet. Nog twee dagen later kwam Merckx ten val in de geneutraliseerde start en brak hij een jukbeen. De gele trui zou hij nooit meer dragen. Bij 96 stuks hield het voor hem op. Thévenet won de Tour.

    Nello Breton ging de geschiedenis in als de eerste Tourhooligan. Vergeten leken de spijkers, harken en stokken van de oerjaren. Toen Breton voor het gerecht verscheen, werd hem de symbolische boete van 1 franc opgelegd.

Onder aan Pra Loup kwam in 2015 een poort te staan als herinnering aan het moment waarop Thévenet Merckx de doodsteek gaf. 

    In La Petite Vitesse vonden ze dat Nello Breton ook een monument had moeten krijgen, op de Puy-de-Dôme.

Uit het boek Groeten uit de Tour. Met een lichte parafrase van de auteur, Peter Ouwerkerk. Een Tour leeft niet alleen van de waarheid, wordt soms bijgeschaafd door geënsceneerde werkelijkheid.In 2023 keert de Tour voor het eerst sinds 1975 terug op de Puy-de-Dôme.

‘Another Brick In The Wall’ is een serie columns van De Muur meesters zelve: Peter Ouwerkerk, Bert Wagendorp, John Kroon en Mart Smeets.

Leave a Reply