‘WAT EEN… KNURFT’ VERSTOND IK, DACHT IK

• 28 juli 2018 


La Petite Brique 23


Auteur: Peter Ouwerkerk

Ik weet nog steeds niet 100 procent zeker of het wel het woord was dat uit des renners mond kwam, maar ik meende het wel zo te verstaan. En het spookte de rest van de avond door mijn hoofd. Het kwam iedere keer wéér terug. Mijn hele houding scheen het uit te stralen. Hè..? Wat zegt ie daar nou..?

‘Wát een knurft..!’

Een knurft? Wat voor oud-Hollands was dát ook alweer? Een woord van ingehouden ontgoocheling, zeven minuten na de finish van een adembenemende etappe naar Laruns, geslaakt door de opeens ogenschijnlijk verloren, derde Nederlandse Tourwinnaar. Het woord viel tussen alle verontwaardiging in en klonk bijna terloops. Zoiets als oeps, hola of tjeetje.

Een knurft, dat is een sukkel, een stommeling, een kluns – zoals de woordenboeken vertellen. Een beetje agrarisch, archaïsch dialect. Als je gemoedstoestand een verbale uitweg zoekt, reageer je je al gauw af met hedendaagse scheldwoorden. Van boerenlul tot eikel, van kut tot klootzak. Shitzooi! Je gebruikt woorden uit hel en verdoemenis. Maar knurft? Een wielrenner die een paar uur lang in gevecht is geweest met de gele trui en zijn minimale kans daarop plots heeft zien verdampen, die vloekt de hele omgeving bij elkaar.

Ik had vanaf het moment dat de koers ertoe deed – zeg maar vanaf La Mongie/Tourmalet – WhatsApp-contact gehad met een vriend in Frankrijk. We keken op duizend kilometer van elkaar naar dezelfde prachtige, zeg gerust klassieke Touretappe in de Pyreneeën, die de mannen (bijna) definitief van de jongens zou scheiden.

De 105de editie was een Tour aan het worden die gevechten leverde in alle laden van Leven en Overleven. Achterin en voorin. Velen zagen nog perspectief hun posities te verbeteren, niemand nam genoegen met zijn tussentijdse situatie. Gele trui Geraint Thomas als enige uitgezonderd. Er lag hoogspanning op elke hectometer klimmen én dalen.

Het gaf een goed gevoel, zo met een groot aantal Nederlanders erbij betrokken. Tom Jelte Slagter en Bauke Mollema attent in de eerste ontsnapping; Robert Geesink met verzengend loodgieterswerk tegen de Bordères; Steven Kruijswijk en Tom Dumoulin om de hoofdprijzen. Met de Sloveen Primoz Roglič als Lotto-Jumbo’s adoptie-topper.

Wat menigeen had voorspeld, gebeurde. Onophoudelijke demarrages van Kruijswijk en Roglič, bedoeld om het Sky-pact te slopen; en ook drie serieuze tempoversnellingen van Dumoulin. Maar: de Maastrichtenaar zat in een lastig parket – hij moest de twee minuten achterstand op Thomas flink zien te verkleinen, wilde hij in de slottijdrit nog enige kans maken op de eindwinst. En hij mocht tegelijkertijd niet toestaan dat de klassementsrenners ónder hem op zoek gingen naar zijn scalp – een plaats op het podium.

Wat volgde was een tactisch spel van hoge inzet en kwaliteit. Zo een waar je zelfs zittend voor de tv bekaf van raakt. Fantastisch. Chris Froome was een belangrijk slachtoffer van Dumoulins dadendrang; een vijfde Tourzege zat er voor de beklaagde niet meer in. Thomas nestelde zich doodkalm bij Dumoulin in het wiel en week voor geen meter. Dumoulin kon zich echter niet van zijn andere rivalen losweken, sterker: hij moest Roglič laten gaan en toestaan dat ook de bonificaties hem nog ontglipten.

In mijn WhatsApps kom ik vooral ongeloof tegen. Met één steeds terugkerend thema: waarom Dumoulin toch telkens reageerde op uitvallen van Kruijswijk en Roglič, en daarmee Thomas in de kaart speelde? En waarom Dumoulin niet (omgekeerd) bij Thomas in het wiel was gaan hangen, teneinde hem in één keer met een splijtende, allesbeslissende demarrage aan het spit te rijgen.

Maar wie vóóraf zegt dat hij sowieso zijn ‘zekere’ tweede plaats niet in gevaar wil brengen – die rijdt ook een beetje met die focus op de fiets. Die geeft onbewust ruimte aan niet gewenste gebeurtenissen.

Nog tijdens het uitrijden op de rollen begon Dumoulin zijn frustratie de vrije loop te laten. Hij begon ruimte te geven aan een grotesk ongenoegen. Hij zocht naar iets wat niemand anders nog had gezien. Dat Roglič de rit had gewonnen, hem tot op 19 seconden was genaderd en die tweede plaats in Parijs ineens niet meer zo ‘zeker’ was – dat kwam doordat Roglič had kunnen profiteren van het kielzog van een motor vóór hem.

‘Ik zat strak op zijn wiel, en op het vlakke stuk van de afdaling reed hij zó bij me weg…! Dat kán helemaal niet!’ Dumoulin herhaalde het eenmaal, andermaal, eenmaal, andermaal, eenmaal…

En toen opeens viel die knurft uit zijn mond. Hij was wóédend, draaide zijn hoofd weg van microfoons en journalisten, en zei: ‘Die motor moet daar wegwezen, die moet gewoon áchter mij gaan zitten. Wát een… knurft.’ Verstond ik.

Een verzorger wilde hem een pet opzetten. Hij veegde de cap woest van zijn doorweekte manen. ‘Flikker op..!’ Een kwartier later filmde een RTL-camera hem nog steeds razend. Wát een knurft. Dacht ik.


La Petite Brique


Leave a Reply