NADERT VOOR CHRIS FROOME HET EINDE?

Another Brick In The Wall Liggend


Auteur: Bert Wagendorp

Ik ben geen fan van Chris Froome, maar wel een bewonderaar. Ondanks alles.

   Het is al vaak genoeg geconstateerd: het is geen fraai gezicht, Chris Froome op een racefiets. Ook weten we dat de manier waarop hij grote koersen wint zelden spectaculair is en bijna altijd berekenend. De Tourzeges van Chris Froome waren vooraf tot in detail uitgedachte managementprojecten. Froomes mooiste overwinning was die in de Giro van 2018 na een historische monsterontsnapping die niet leek te kunnen slagen maar die niettemin toch slaagde – en die overigens ook tot in detail was voorbereid, gepland en doorgerekend.

   Froome’s ploeg, het uit Sky geboren Ineos, heeft het wielrennen onmiskenbaar veranderd en gemoderniseerd, maar ze hebben ook een dictatuur gevestigd. De rijkaards beheersen al jarenlang de Tour de France en overheersers zijn nooit populair– nadat beoogd kopman Froome vorig jaar in de Dauphiné zwaar was gevallen en moest afzeggen, werden ze toch gewoon één en twee.

   Voorspelbaar succes leidt in het wielrennen altijd tot speculaties: wat hebben zij dat wij niet hebben? In het wielrennen gaat het dan zelden over slimheid, wetenschappelijke kennis, buitensporige trainingsijver, speciale banden of een nieuw tactisch inzicht, maar altijd over een verboden wondermiddel. Daar weet Froome sinds de opgeblazen salbutamol-zaak alles van.

   Even leken ketonen de verklaring voor de successen van Sky en Ineos, maar vorig jaar had elke ploeg de beschikking over ‘de vierde brandstof’ en toch waren Bernal en Thomas niet te kloppen. (Oké, Thomas wel, maar alleen door Bernal).

Ik kan me de woede en frustratie bij de tegenstanders van Froome wel voorstellen. Je bent een getalenteerd wielrenner, ze hebben je altijd verteld dat je zo’n prachtige stilist bent met een overdaad aan koersinzicht en dat het een kwestie van tijd is voor je de Tour gaat winnen. En dan word je keer op keer kansloos geklopt door iemand die fietst alsof hij een te kleine pony de sporen geeft. Die op zijn fiets zit alsof er geen zadel, maar een hete koekenpan is gemonteerd. Door een uitgemergeld skelet dat je eerder op een rubberboot in de Middellandse Zee zou verwachten dan in de zwaarste koers van de wereld. Door een metertjesfetisjist die als een programmeur naar de getallen op zijn stuur staart. Door iemand die moeite heeft met sturen.

   Je verliest eigenlijk niet van een wielrenner, maar van iets anders, iets raars dat je nooit voor ogen hebt gehad toen je besloot te gaan wielrennen. Je verliest van de vleesgeworden heilige wil om te winnen, van mateloze opoffering, van onbreekbare ambitie, van iets dat heel hard rondjes draait op de trappers en bij je vandaan fietst. Je verliest van een fenomeen, een matig getalenteerd coureur die zichzelf er op zeker moment van heeft overtuigd dat talent ook maar een subjectief gegeven is en dat het in elk geval je eigen limieten niet mag bepalen. Dat er ook andere manieren zijn om vier keer de Tour te winnen.

   De enorme mentale kracht die nodig is om jezelf daarvan te overtuigen, er vervolgens de consequenties uit te trekken en als een monomane kluizenaar je doelen na te gaan streven, hebben mij tot een bewonderaar van Chris Froome gemaakt. Hoewel ik ook liever Tom Dumoulin zie fietsen.

   Chris Froome is de onwaarschijnlijkste meervoudig Tourwinnaar aller tijden. Hij is erin geslaagd zijn achterstand in talent en natuurlijke aanleg te compenseren met een allesverzengende toewijding en discipline, die je verder alleen tegenkomt in absurd strenge oosterse religies of het Noord-Koreaanse leger.

   Dat had hem, na zijn ongeluk van 2019, dit jaar zijn vijfde Tourzege moeten bezorgen. Hij wilde heel graag plaatsnemen in het rijtje Anquetil, Merckx, Hinault, Indurain, hoewel er veel liefhebbers zijn die vinden dat hij daarin niet thuishoort – dat vindt Hinault trouwens ook.

   Maar misschien moeten we constateren dat Chris Froome juist heel erg wél in dat rijtje thuishoort. Dat hij, hoewel door de Schepper duidelijk minder gul met wielergaven toebedeeld dan de andere vier, toch zijn koninkrijk heeft weten te vestigen – met ietsje meer geluk wás hij al hun gelijke geweest in de heilige vijf.

   (Wat me in Froome ook aanspreekt, is zijn beschaving, zijn immer correcte opstelling, zijn Engelse sportsmanship, zelfs als hij door proleten wordt belaagd.)

Hij begon na zijn verschrikkelijke val zo snel mogelijk weer te trainen. In oktober moest hij nog op krukken naar de fiets, maar als hij er eenmaal op zat, ging het wel weer. Hij verwachtte dat het zwaar zou worden om weer op zijn oude niveau te komen, maar achtte het niet onmogelijk.

   Hij liet zich niet intimideren door de tijd: op 20 mei 2020 wordt Froome 35 jaar. Bij de komende Tourstart is hij bijna negen maanden ouder dan de oudste naoorlogse Tourwinnaar, Cadel Evans. Maar hij had al zoveel argumenten die tegen zijn kansen pleitten weerlegd: deze kon er ook nog wel bij.

   

Na de jaarwisseling vertrok Chris Froome met ploeggenoten naar een trainingskamp in Spanje, om daar een begin te maken met de voorbereiding op het seizoen dat in juli zijn climax moet krijgen. Na twee dagen kwam het bericht dat hij was teruggekeerd naar huis. Het ging niet.

   Teamchef Dario David Cioni zei tegen een Italiaanse krant dat hij zich afvroeg of het nog wel zou goedkomen met Froome. ‘Het gaat niet goed met hem en of hij ooit helemaal zal herstellen? Wie zal het zeggen?’

   Ik vrees dat het voorbij is, voor Chris Froome.


‘Another Brick In The Wall’ is een serie columns van De Muur meesters zelve: Peter Ouwerkerk, Bert Wagendorp, John Kroon en Mart Smeets.

Man People Cyclist Player Sports Athlete 867211 Pxhere.com


Leave a Reply