Auteur: John Kroon
De Tour de France wacht op niemand, zegt een cliché, maar eenmaal in de vier jaar (gemiddeld dan) wijkt het grootste wielerevenement op aarde voor een sportmanifestatie die mondiaal nog meer aanzien geniet. De Olympische Spelen.
Hoewel Tourorganisator ASO er allerminst van wordt verdacht last te hebben van overmatige bescheidenheid, besluit zij telkens in een olympisch jaar de Ronde van Frankrijk te vervroegen om zo de Spelen niet in de wielen te rijden. Aandacht van de tv-zenders speelt daarbij een rol. Er zijn mensen die de finale van de 100 meter rugslag interessanter vinden dan de eindsprint op de Champs-Élysées. Ieder zijn meug.
In 1980 eindigde de Tour nog op de dag waarop in Moskou de Spelen begonnen. Met als gevolg dat gerenommeerde wielerjournalisten Frankrijk dat jaar links lieten liggen. De Olympische Spelen waren nu eenmaal grootser. Wijlen Frans van Schoonderwalt van de Volkskrant beschreef 25 jaar later in De Muur hoezeer hem dat speet. ‘Had Nederland eindelijk weer eens een Tourwinnaar en ontging mij dat historische moment.’ Hij was niet de enige sportjournalist die het geel van Joop Zoetemelk in Parijs aan zich voorbij had (moeten) laten gaan.
En dan te bedenken dat er in de communistische Sovjet-Unie geen beroepsrenners aan de Spelen meededen. Weliswaar stond wielrennen al bij de eerste moderne Olympische Spelen in 1896 op het programma, het zou nog honderd jaar duren voordat er professionele renners aan de start verschenen.
En toen het zover was zei Bjarne Riis, zelf deelnemer aan de Spelen in Atlanta, te hopen dat het IOC zou besluiten de volgende keer weer alleen amateurs toe te laten. ‘Er is geen enkele reden te verzinnen dat beroepsrenners hier starten,’ zei Riis. Hij werd 86ste in de wegwedstrijd. Toch mocht de winnaar van de tijdrit er zijn, Miguel Indurain namelijk, en dat gold ook, in mindere mate, voor de renner die op de weg de snelste was, Pascal Richard.
Nog in 2008 constateerde NRC Handelsblad in een redactioneel commentaar dat de Spelen voor beroepswielrenners ‘niet meer dan een tussendoortje’ waren. Al waren de winnaars in Peking ook dat jaar renners van naam: Fabian Cancellara de tijdrit, Samuel Sánchez de wegwedstrijd.
Hoe dan ook: de Olympische Spelen hebben sindsdien aanzienlijk aan prestige gewonnen onder de profs, ook al zijn er meer medailles dan geld te verdienen.
Mathieu van der Poel vertrok tussentijds uit deze Tour om zich op het mountainbiken te kunnen concentreren. Vincenzo Nibali, straks deelnemer aan de wegwedstrijd in Tokio, deed hetzelfde en gisteren verliet ook Michael Woods voortijdig Frankrijk om zich op de Spelen voor te bereiden.
Jakob Fuglsang verklaarde al in januari dat de Olympische Spelen dit jaar zijn grootste doel zouden zijn en dat hij zich daarom zou focussen op eendagswedstrijden. Vijf jaar geleden werd hij in Rio de Janeiro tweede op de weg en dat smaakt naar meer. Winnaar werd Greg Van Avermaet, die sindsdien met een gouden helm rondfietst – en zo de trots symboliseert die een overwinning op de Spelen met zich meebrengt.
Ondanks zijn aankondiging dat klassementswedstrijden dit jaar voor hem eigenlijk niet telden, werd Fuglsang vorige maand derde in de Ronde van Zwitserland, achter Rigoberto Urán en Richard Carapaz. Maar de Tour, zo liet hij weten, was er toch echt ter voorbereiding op Tokio. Liever een gouden medaille dan een gele trui. Hooguit zou hij gaan voor een dagzege.
En daar is niets van terechtgekomen. Eerder verklaarde hij misschien last te hebben van de tweede anticorona-injectie die hem kort voor de Tour was toegediend en donderdag vertelde hij voor de Deense tv dat het met zijn vormpeil zo slecht gesteld was dat hij zich was gaan afvragen of het wel zin had om naar de Olympische Spelen te gaan. En dat terwijl hij de kopman van de Deense ploeg is. Maar hij gaat wel. ‘Als ik nu besluit om niet naar de Spelen te gaan, krijg ik daar later spijt van.’ De ene Deen (Riis) is de andere (Fuglsang) niet.
Dus zal de 36-jarige Fuglsang waarschijnlijk bij de groep renners behoren die zondagavond vanuit Parijs naar Tokio vliegen om zes dagen later aan de wegwedstrijd deel te nemen. In de tussentijd moeten ze de vermoeienissen van de Tour te boven komen, een jetlag overwinnen en in Japan acclimatiseren. Om daar langs stille wegen te gaan koersen, heel anders dan ze drie weken lang in Frankrijk gewend waren. Publiek is in Japan wegens corona niet welkom.
Een koers zonder toeschouwers op de verkeerde dag. 234 kilometer door een bergachtig niemandsland. Aanvang, Europese tijd: vier uur ’s nachts. Het is een treurige optelsom en te vrezen valt dat het ook lange tijd een treurig schouwspel zal zijn.
De Tourorganisatie en de UCI hebben geprobeerd het IOC ervan te overtuigen dat de koers in Japan beter naar een latere datum kon worden verschoven. Tevergeefs, helaas. Weten ze dat ook weer: er zijn organisaties die nog machtiger zijn dan de ASO.
Gedurende de Tour de France zal er in dit weblog dagelijks een column verschijnen, geschreven door John Kroon, Peter Ouwerkerk en Jeroen Wielaert.
Beeld: Cor Vos ©2021