John Kroon

• Gratis •


Een respectvolle kwak


Nu ze in de Tour in hogere sferen verkeren, is het een goed moment om de balans op te maken van de resultaten op het platteland. Dat is gauw gebeurd: Marcel Kittel won vijf van de zes etappes die voor de sprinters (en de vergeefse ontsnappers) waren uitgetekend. Dylan Groenewegen kwam steeds dichterbij, en dat is voor zijn supporters alvast een troost.

   Zoals zij zich ook sterken met de gedachte dat Dylan pas 24 jaar is. Zijn tijd komt nog wel.

Ja, laten we dat hopen. Maar niet vergeten dat 24 ook een leeftijd is waarop je best een Touretappe kunt winnen. Oké, we gaan hem niet meteen vergelijken met Peter Sagan, die 22 was toen hij in zijn eerste Tour meteen maar drie etappes pakte. Sagan, die over twee weken gaat proberen de Ronde van Polen te winnen, is hors catégorie.

   Maar niet voor niets is er het gezegde: wat goed is komt snel, en dat lijkt op voorhand van toepassing op sprinters.

   Kijk maar eens naar de meest succesvolle Nederlandse spurters in de Tourgeschiedenis. Jean-Paul van Poppel (9 etappeoverwinningen), Jan Raas (10) en, vooruit, Theo Smit (2) waren 24 toen ze voor het eerst winnend over de eindstreep gingen. Dat was in tijden dat ze nog niet aan treintjes deden en ‘lead-out’ in Frankrijk als iets uit een vreemde taal klonk en dus ongepast was. Jeroen Blijlevens, Jan Janssen en Gerben Karstens waren zelfs nog een jaartje jonger dan Groenewegen nu is. Voor wie in deze opsomming Mathieu Hermans mist: die reed vooral goed in de Vuelta en won op zijn 26ste zijn enige etappe in de Tour, waarin hij tevens de rode lantaarn veroverde.

   24 is dus een mooie leeftijd om je eerste Touretappe te winnen. Mark Cavendish was per slot van rekening pas 23 toen hij zich naar zijn debuutzege had geslingerd.

   Oké, Alexander Kristoff was 27 bij die gelegenheid en Kittel kan erop wijzen dat hij ‘al’ 25 was bij zijn eerste overwinning, in een periode waarin hij werd gegangmaakt door een Nederlandse trein die altijd op tijd vertrok. André Greipel was op vier dagen na zelfs al 29. Misschien is dat iets Duits: niet té jong etappes winnen. Erik Zabel vierde zijn 25ste verjaardag op de dag dat hij in de Tour voor het eerst een sprintzege boekte.

Bijna niets weerhoudt Groenewegen ervan om net als Van Poppel, Raas en, vooruit, Smit op zijn 24ste zijn eerste Touroverwinning te behalen, zodat hij zijn ogenschijnlijk eeuwige lach bij tv-interviews ook op het hoogste podium kan etaleren. Helaas begint de vorige zin met ‘bijna’. Dat woord staat voor Marcel Kittel, en dat deze goede Duitser na eerst achter een Nederlandse locomotief te hebben gefietst nu voor zijn privéleven ook een Nederlandse volleybalster aan de haak heeft geslagen, maakt hem nog altijd niet tot een halve Nederlander. Aan het Oranjegevoel kan hij, bovendien fietsend voor een Belgisch laminaatvloerenbedrijf, niet bijdragen.

Groenewegen heeft waarschijnlijk nog twee kansen om als hele Nederlander voor de vermoedelijk enige vaderlandse overwinning in deze Tour te zorgen. Misschien moet hij (nog eens?) nalezen wat Martin Bons in de vorige maand verschenen editie van De Muur schreef.  Bons, die er een missie van heeft gemaakt om de finesses van het wielrennen te ontleden, gaf 25 tips hoe je een sprint kunt winnen en de kop was al veelzeggend: ‘Kwak met respect’. Hij citeerde Kittel: ‘Een renner moet niet bang zijn voor andere sprinters. Hij moet fysiek sterk zijn en duidelijk zijn plaats opeisen; dat niemand daar en op dat moment kan rijden.’

   Groenewegen is goed en snel; nu moet hij er nog komen.


‘Another Brick In The Wall’ is een serie columns van De Muur Meesters zelve: Peter Ouwerkerk, Bert Wagendorp en John Kroon.

Leave a Reply