BIJ DE DOOD VAN PAUL SHERWEN: NO FUCKING QUITTER


Edb4560Ca752D15E77931E7E03Cc568D
Paul Sherwen (rechts ) met zijn collega-wielerverslaggever Phil Liggett

William Paul Sherwen is overleden en inmiddels begraven. Voor veteraan Tourvolgers kwam het bericht dat de speelvogel Sherwen het lootje had gelegd als een klap: de leeftijdloze Brit die al een eeuw in Afrika woonde en als Gulliver de wereld over reisde om wieleranalist naast de onverwoestbare Phil Liggett te zijn.

   Waar de Dikke bij de Dunne hoorde, Snip bij Snap en Gert heel lang bij Hermien, zo waren Sherwen en Liggett een niet uit elkaar te spelen koppel. Een simpele, hardwerkende ex-renner en een journalist die in Groot-Brittannië meer dan vijftien jaar moesten bedelen om een piepklein artikeltje over een Touretappe te mogen schrijven en daar een aalmoes voor kregen.

   Paul Sherwen was een moderne allemansvriend, een teaser, een speelvogel en bovenal een scherp observator en een milde criticus binnen de wielerwereld. Hij kende een miljoen mensen en toonde eenieder zijn Britse inborst en zijn Afrikaanse rust als hij je gedag zei: ‘Jambo’.

   Hallo.

   Hij overleed in Kampala in Oeganda, daar waar zijn ware thuis was. Hartaanval naar het leek; zijn kwetsbare, voor buitenstaanders niet bekende achillespees.

   Liggett moet, wakker geworden in zijn woonplaats, Johannesburg in Zuid-Afrika, zich werkelijk beroerd geschrokken zijn bij het aanhoren van dat nieuws. Als er iemand nooit dood zou gaan op de wereld dan was het wel Paul Sherwen.

   Voor de gemiddelde Nederlandse wielervolger zal Sherwen een tamelijke onbekende gebleven zijn. Voor mensen die op internet naar Engelstalige wielerreportages keken of op YouTube naar oude televisie-opnamen, was hij een bekende stem.

   Voor zijn kennissen, vrienden en vakgenoten was hij een vrolijke wereldburger die altijd op reis was, die de KLM als zijn taxidienst zag en die altijd een veelheid aan verschillende shirts, jasjes en petten met zich meenam op zijn rondreizen door wielerland. Zijn werkkleding dus.

   Eerst koerste hijzelf, nadat hij aanvankelijk was begonnen als zwemmer. In Frankrijk, bij de bekende ACBB (Athletic Club Boulogne Billancourt) lagen zijn eerste kleine fietssuccessen (3e in de amateur-uitgave van Parijs-Roubaix, winnaar van de ons volkomen onbekende Archer Grand Prix) en deelnemer aan het WK in Venezuela in 1977. Hij viel bij niemand op, maar hij vond dat leventje zo leuk; dat hij moeite had de pelotons van die dagen te volgen, wist hij alleen. Net zoals het feit dat hij afgestudeerd was aan de Universiteit van Manchester. In wat? Hij legde het me ooit uit: ‘Iets met papier en techniek, ik zou niet meer weten hoe ik met die verworven kennis mijn brood had moeten verdienen.’

   Dat verdienen gebeurde eerst bij de onvolprezen en matige Fiatploeg van Rafael Geminiani en daarna bij het Noord Franse La Redoute uit Roubaix.

   Vanaf die tijd ken ik hem, spraken we met elkaar, maakten we grappen, dronken we een glas, zetten we onze vraagtekens en later uitroeptekens bij ons wielerbestaan en waren we iedere lente weer blij als we elkaar in Gent, bij Het Volk, weer tegenkwamen.

   Hij had, vertelde hij dan, een prachtige winter in Oeganda doorgemaakt, had heel veel wild gezien, had weer wat aandelen in een diamant- of goudmijn gekocht en was klaar voor een nieuw wielerseizoen.

   Gefietst had hij tot 1987. Zijn laatste ploeg heette Raleigh-Banana in Engeland en voor die ploeg had hij zijn laatste, aansprekende zege behaald: Brits kampioen op de weg in zijn afscheidsjaar.

   Ik ken zijn palmarès verder niet, maar herinner me wel dat hij tweemaal in zijn Tourbestaan een ‘pardon’ kreeg. In 1980 kwam hij, na een zware val in de derde etappe, veel te laat binnen, trok zijn remmen dicht en liep naar de jury. In krachtige Britse straattermen maakte hij duidelijk dat hij ‘this bloody, fucking Tour’niet wenste te verlaten omdat er geen medische assistentie was toen hij voor halfdood op straat lag. Zwaar fulminerend: ‘Ik rijd verdomme de ballen uit mijn broek om door die geweldige verkeerstroep bij de aankomst te komen en dan zegt zo’n Jan Lul van de biertent me dat ik geëlimineerd ben… No fucking way. Jullie horen mij morgen weer een kans te geven.’

   En die kreeg hij. Zes jaar later herhaalde dit feit zich. Weer kwam hij bebloed en op een scheve fiets veel te laat binnen, maar opgeven zat er nou eenmaal niet in bij Paul Sherwen.

   Hoe hij ooit zichzelf neerzette?

   ‘Ik ben pelotonvulling en weet dat, ik rijd voor anderen door de wind, ik haal jasjes, ik vloek om het slechte weer en heb het hele peloton Engelse krachttermen geleerd, maar ik gaf nooit op.

Als ik in bergetappes in de laatste groep uitkwam dan wisten de mannen die daar reden dat ik tot de streep doorging. Zij waren fucking pussies, dachten vaak aan opgeven. Er was één uitzondering: De Kneet. Die vloekte in het Amsterdams, zodat ik dat ook leerde. Godverdomme jullie zijn luie flikkers.’

   In de ploegen van renners als Alban, Vanoverschelde, Van den Haute en Martinez was Sherwen de drijfas. Hij loste als er geklommen moest worden, hij viel, stuiterde door bochten, reed zijn fiets in drie stukken, maar kwam altijd binnen. ‘Hell no. I was no quitter. No way.

   Nog altijd staat Allan Peipers verhaal van de beklimming van La Plagne in de jaren tachtig als een brandend voorbeeld van kameraadschap en doorzettingsvermogen. Peiper en Sherwen vloekten zich als laatste twee renners in koers tussen de menigte omhoog tot Peiper door een fietsfan omver werd gelopen. Sherwen hield in, hielp de Australiër op zijn fiets en samen reden ze als een Baracchi-tandem naar de streep. Ze hielden veertien seconden over. Sherwen stoomde: “Dan hadden we dus niet als fucking gekken hoeven te sprinten…”’

   ‘Het spel’ – de dope?

   Lachend: ‘It was there, I knew, I did it and I survived, hell yes, what did you expect? That all of us were saints? No bloody shit man, cycling is surviving.

   Bekend is ook zijn solorit in de Tour van 1985 toen Bernard Hinault iedereen de ziel uit het lijf reed en een slagveld aanrichtte. Sherwen, die al dalende renners tegenkwam gedurende de laatste tien kilometer, kwam 23 minuten na het vallen van de rode vlag binnen en startte de volgende dag weer: opgewekt, lachend en fris. Hij had de jury slechts een halve minuut de oren vol gescholden en hen duidelijk gemaakt dat ze hun zaken beter voor elkaar moesten hebben in de laatste beklimming.’

   Sherwen ontmoette zijn latere vrouw, Katharine Love (nomen es omen) in de Tour van 1989. Zij was een onopvallende en nieuwe verschijning in de productieafdeling van ABC Sports. Sherwen kwam, zag en overwon. In 1999 ging ze met hem in Oeganda wonen en vond daar een nieuw leven: Afrika, het continent van tegenstrijdigheden, de zoete geuren, het wildleven en de uitdaging van het voor haar onbekende.

   Zij vond hem op 2 december, ’s ochtends. Hij lag doodstil in bed.

   Na zijn actieve fietsleven op de fiets ging hij andere dingen doen: hij noemde het geen werk, maar ‘bezig zijn’. Waar het was, maakte hem niets uit, als je er maar kon lachen, een glas kon drinken en elkaar verhalen kon vertellen.

   Bert Wagendorp, voormalig wielerverslaggever voor de Volkskrant, herinnert zich een interview dat hij en zijn collega Jaap Visser hadden met Lance Armstrong, voor de Ronde van Vlaanderen, in Gent. Naast de jonge Amerikaan zat de pr-man van diens ploeg Motorola, Paul Sherwen. De blik van Sherwen bij de bluf van Lance is Wagendorp 25 jaar later nog altijd niet vergeten: laat maar lullen, zeiden Sherwens ogen, deze man gaat nevernooit de Tour winnen.

   Na het interview raadde Sherwen Wagendorp aan Motorola-aandelen te kopen. Mobiele telefonie is de toekomst, zei hij. Wagendorp nam het advies niet ter harte. Sporen van lichte spijt spelen nog weleens bij hem op.

   Het pr-werk was voor Sherwen een makkie; hij kende veel mensen en iedereen kende hem. Iedereen sprak wel een beetje Engels tegen hem en hij sprak van alles wat. Voor iedere Nederlander die hij tegenkwam herhaalde hij de eerste volzin die hij van de mannen van de Raleigh-ploeg geleerd had: ‘Lekker neuken, niet betalen.’ Hij kende in zeker zeven talen equivalenten van die hoogstaande bewering. Daarnaast kon Sherwen in zeker tien talen koffie en iets te eten bestellen en als men hem niet begreep (wat ook weleens voorkwam) bromde hij ‘stupid fucker’, waarna een open lach de boel goedmaakte.

   Samen met Liggett werd Sherwen daarna een befaamd en beroemd duo. Met de komst van eerst Greg Lemond en later Lance Armstrong, ging de Amerikaanse televisiemarkt open en later voegden zich daar Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, Canada en good old England bij.

   Allemaal landen waar het stemgeluid van beiden gedurende meer dan twee decennia bekend werd bij de wielervolgers.

   Of het in de USA nu voor ABC, NBC, CBS of welke andere kleine club was, deerde de twee niet. Zij trokken een polo of een blazer (met borstembleem) aan bij de start en finish en gingen voor een camera staan.

   Zo kwam het voor dat ze driemaal van kleding moesten wisselen; zoveel klanten hadden zich voor een Tour gemeld. Liggett en Sherwen bespeelden bijna de hele Engelssprekende wereld en ze dansten beiden lachend langs hun respectievelijke banken.

   Niet alleen werden ze bekend (zeker toen ze samen begonnen als duo voor Channel 4 in Engeland en later beroemd, ze werden ook vermogend en leefden buiten het seizoen een goed leven in Afrika. Sherwen zat in Oeganda, waar hij met zijn ouders in de late jaren zestig was neergestreken omdat zijn vader er directeur van een nieuwe fabriek was geworden.

   Of het in Kenia was of in Oeganda vroeg ik hem weleens.

   Dan lachte hij en zei: ‘Het was het grensgebied. Als er rellen waren in Oeganda dan kon je naar Kenia vluchten en omgekeerd. Ik ben ooit Keniaans jeugdkampioen zwemmen geworden, toen we daar een tijdje woonden. Er zal toen wel iets van een opstand in Oeganda geweest zijn.’

   Sherwen was een speelvogel van de beste soort. Een dierbare collega die goed lag bij al zijn collega’s uit het peloton van de jaren tachtig. Maarten Ducrot reisde ooit naar Oeganda, haalde zijn mondharmonica uit de rugzak en herinnert zich dat hij, samen met Sherwen, muziek zat te maken. Ducrot bleef een week bij zijn gastheer en leerde veel van het leven in Afrika. Ducrot, over Sherwens overlijden: ‘Ik schrok me rot en heb best een traantje gelaten. Ongelofelijk, zo jong, verdomme.’

   Goede herinneringen?

   Ducrot: ‘Een goedlachse man in het peloton, slim ook. Hij snapte veel, eerst als renner, later als analist. Hij was een vriend van me, ik mocht hem zeer. Als we samen een restaurant binnenkwamen in Oeganda, zag ik hoe de mensen op hem reageerden. Hij stond er in aanzien. Hij sprak regelmatig met de president, Museveni. Paul had een soort adviserende rol, ze luisterden naar hem. We hadden iets gemeenschappelijks: onze dochters speelden allebei viool.’

   Tijdens de maanden dat Armstrong en diens gehele entourage onder vuur lagen in de hele wereld, werd Sherwen voorgehouden dat hij veel meer geweten moest hebben dan anderen, gezien zijn vroegere positie binnen Motorola en zijn vriendschap met The Boss. Sherwen verzekerde me ooit dat hij het ware verhaal nooit geweten heeft. Ja, wel fluisteringen en geruchten, maar nooit de harde waarheid of zelfs maar een deel daarvan. Hij noemde het ‘het grootste geheim dat ooit in de wielerwereld heeft bestaan. We stonden erbij, we keken ernaar en niemand van ons hele gilde kon iets bewezen krijgen. Dat was frustrerend en gaf aan hoe knap die hele Armstrongwereld in elkaar gestoken was. We werden door professionals in de zeik genomen, terwijl we met passie hun races versloegen. Yes, very frustrating indeed.

   Nam hij het Armstrong kwalijk?

   Sherwen: ‘Er zit aan de hele wielrennerij, zolang die bestaat, een donkere zijde, zaken die niet bekend mogen worden. Niet alleen maar dingen die doping betreffen, maar van alles. Afspraken, omkoperij, vriendjespolitiek, sjoemelen. En vraag me nou niet daar een afgemeten moreel oordeel over te geven. Het was er, meer dan een eeuw lang. Het bestond en leefde vaak ongestoord voort, hele generaties binnen de sport leerden de trucs en de toestanden, wie je wel en wie je niet kon vertrouwen. En toch bleef de wielersport bestaan, met al die toestanden, met al dat bedrog.’ Maar was niet iedereen in deze wereld aan het bedriegen? De kerk, de banken, de politiek, iedereen?

   Jij toch niet en ik toch ook niet, zei ik dan.

   Sherwen: ‘Zo is het, als dat laatste maar duidelijk overeind blijft. We are the true good guys, aren’t we? Godverdomme yes.’ Waarna hij bulderend hard lachte en een ander jasje aandeed. Met een uitgestreken gezicht stond hij twee minuten later een tekst uit te spreken. ‘This one goes to Australia…’, zei hij dan, ‘who’s next?

   Paul Sherwen werd 62 jaar. The New York Times van 9 december 2018 publiceerde een in memoriam van een halve pagina. Dat halen veel wereldleiders nooit.

 


Door Mart Smeets

Leave a Reply