Het speciale ras van de tijdrijders


Auteur: Mart Smeets

In aanloop naar een (te laat) in gang gezet televisieportret over Roy Schuiten, sprak ik, in 2005, tweemaal een uur met Peter Post over ‘tijdrijders’, een beroepsgroep die Post omschreef als ‘een speciaal ras’. Toen Schuiten in september 2006 in Praia do Carvrito in Portugal overleed, ging er bij de NOS afdeling sport een streep door het idee.

Post noemde Schuiten ‘misschien wel de allerbeste tijdrijder die de wereld gekend heeft.’ En dat toch na een heftig vertrek van de renner bij de ploegleider en de daarna nog steeds smeulende irritaties, beschuldigingen en fraaie sprookjes over beider personages.

Ik vroeg Post waarom hij dat van Schuiten vond en de lange Amstelvener (dit is een gepermitteerd cliché uit de rennerswereld) zei toen: ‘Roy beweegt alleen zijn benen en zit doodstil, ook al gaat hij kapot, dat zie je zelden of beter nooit. Ik heb hem in de Trofeo Baracchi gezien in 1974, hij reed toen samen met Moser en die had moeite met het tempo. Als Schuiten een goede dag had en wilde winnen, was hij gewoon niet te kloppen. En vergeet niet dat die wedstrijden in die jaren gingen over meer dan honderd kilometer. Met twee man, dat ging in twee uur en een kwartiertje toen. Ik heb zelden een beter tweetal gezien dan op die dag. Moser moest wel tienmaal ‘ho’ roepen. En ik schreeuwde dan, uit de wagen van Raleigh achter die twee: ‘Doorrijden! Harder nog!’ Of Moser dat verstond? Ik denk het niet, maar ik weet wel dat Moser, hoe groot hij ook was, altijd met bewondering over Schuiten sprak, ook toen Roy helemaal geen uitslagen meer reed.’

‘Weet je overigens nog wie derde werden toen?’ Post, langzaam en goed gearticuleerd: ‘Dat waren de heren Merckx en De Vlaeminck. Die hebben die middag een flink pak slaag gehad waardoor ze ook altijd met eerbied naar Schuiten gekeken hebben; die mannen konden toch aardig fietsen, nietwaar? Ze kwamen op twee minuten, helemaal kapot, binnen. Toen zat Schuiten al een watertje te drinken.’

Later, veel later, zoek ik in de uitslagenlijsten en lees dan dat Schuiten-Moser met slechts vijf seconden voorsprong op Gösta Pettersson en Martin Rodriguez, een lichtgewicht Colombiaan die vaak ‘bien préparé’ in de koers zat, die Trofeo wonnen. Post noemde dat toentertijd niet. Of wist het gewoon niet.

Ik legde Post de namen van een ander koppel voor: Roy Schuiten-Knut Knudsen, de Noor. Hij, nadenkend en me strak aankijkend, schetste de toenmalige sfeer: ‘Toen reed Schuiten niet meer bij ons. Hij had voor een Italiaanse ploeg gekozen, nadat hij eerst nog bij die Fransen van Lejeune was. Bij Raleigh was hij op zijn best, neem dat van mij aan.’

Ik zei dat de kenners van toen, in 1978, stelden dat de Baracchi nooit een duo had gezien dat stiller en mooier op de fiets zat dan Schuiten en die Noor. Post: ‘Schuiten-Moser zag er beter uit…’

Ik: ‘Weet je nog wie er tweede waren in dat jaar?’ Post knikte. ‘Hennie Kuiper, die reed toen bij ons maar we wisten toen al wel dat hij weg zou gaan naar Peugeot. Volgens mij reed ie samen met Joop. Kijk, Schuiten en Knudsen waren pure tijdrijders en Kuiper en Joop waren mannen voor grote rondes. Nou, die kwamen volgens mij nog redelijk dichtbij. Weet jij het verschil nog?’

Ik zoek het in 2024 op: 23 seconden, wel heel erg dichtbij de twee beste tijdrijders van die jaren.

Bij het verder lezen in artikelen en uitslagen van die aflevering zie ik dat het duo Henk Lubberding-Gerrie Knetemann vijfde werd. Knap, dat wel, maar hun achterstand bedroeg al ruim vijf minuten, dat was natuurlijk andere koek.

Van die Post-sessies van 2005/2006 weet ik me ook nog te herinneren dat hij vertelde: ‘Ik maakte er als ploegleider wel eens een grapje over. Een echte tijdritspecialist moet je een dienblad met twee glazen champagne op zijn rug kunnen zetten en na afloop van de koers moet dan duidelijk zijn dat die glazen niet omgevallen zijn.’

Zoals zo vaak na het opzoeken van uitslagen blader ik door de latere uitslagen heen. Een heerlijke hobby en zie ineens de naam van een Hollander die ook de Trofeo Baracchi won, een jaar voordat die koers opgeheven werd, in 1990 dus, omdat het allemaal te duur geworden was om de wedstrijd als privé-organisatie neer te zetten.

Bent u, lezer dezes, een werkelijk kenner van het métier, dan weet u deze naam. Hij reed samen met de Duitser Rolf Gölz, die in dat jaar voor Buckler reed.  Gölz was dat jaar al tweede geworden in Milaan San Remo.

Maar nu de hamvraag: wie was die Nederlander?

Ja, een ploeggenoot van Gölz, een man uit Wilnis. Wereldkampioen bij de junioren in 1984, won een etappe in de Vuelta van 1992 en was, let op, in 2001 winnaar van de befaamde koers Groningen-Münster. Hij was toen 35 jaar oud. En in 1990 was hij ook de beste in de Ronde van Murcia en de Ronde van Valencia geweest. Een jaar met goede benen dus.

Juist: Tom Cordes, een renner van wie zijn leeftijd- en ploeggenoot Herbert Dijkstra zei: ‘Die liet zich nooit gek maken…’

En insiders weten die goed gekozen woorden goed te interpreteren.

 

Corvos 00032892 028 Scaled

 

Foto: Vjatsjeslav Ekimov – Tom Cordes (WordPerfect) – photo Cor Vos © 2021

Foto header: Knut Knudsen (DEN) – Roy Schuiten (NED) – Dirk Baert (BEL) Bahn-WM 1975 – Liege – Luik – Rocourt – WC track – Baan – piste Bahn – BahnWM – photo Cor Vos © 2014


Leave a Reply