Auteur: Jeroen Wielaert
Opeenvolgende demarrages, spannende afdalingen vol bochten, alles in zwart-wit. Dat had ik nog nooit gezien. Ik kwam erachter dat ik het elke middag kon zien, die zomer, 1967. Ik was 11 jaar. Het was voor het eerst dat ik naar de Tour de France keek. In 1968 zat ik al langs de weg met mijn vader en moeder en mijn broers. Het was in Les Landes, 8 juli, de etappe Bordeaux-Bayonne. Mijn vader was een intellectueel met geringe belangstelling voor sport, maar kennelijk hoorde dit toch bij de opvoeding, nu de ronde dichtbij ons vakantieadres kwam. Het evenement bleek te bestaan uit uren wachten op een groep wielrenners die in een mum van tijd voorbijkwam. Mijn vader nam me terug thuis in zijn armen na de Tourzege van Jan Janssen. Ik had geen idee van de morele oordelen die de sport al langer troffen.
Hardfietsen, aan elkaar hangend van doping en corruptie. Zo oordeelde Bob Spaak, baas van NTS Sport destijds over wielrennen, een woord dat hij niet over zijn lippen kreeg. Ik las Spaaks idee in De Apenrots, boek over de geschiedenis van het roemruchte programma, geschreven door mijn neef Menno de Galan. Het was opmerkelijk moralisme.
Blijkbaar was Spaak vergeten dat zijn presentator Jan Cottaar het land in de vroege jaren ’50 in vervoering had gebracht met zijn radioverslagen uit de Tour, door toenemend succes van vaderlandse renners. Spaak zal geen hoogte hebben gehad van de Mythologies van Roland Barthes, waarin de Franse filosoof in 1957 de Tour ophief tot homerische hoogten, als onderdeel van de moderne massacultuur vol cinema en reclame.
Spaak keek neer op de wielerspecialisten die naam begonnen te maken, juist door vaderlandse successen in de Tour. Hij vond Theo Koomen een entertainer en fantast en Jean Nelissen een krantenman uit Limburg met een spraakgebrek dat op Nederlands leek. Spaak was de leermeester van een jongen die nog veel van wielrennen moest leren: Mart Smeets.
Er is veel veranderd sinds die tijd dat Spaak de wieleruitzendingen liefst zo kort mogelijk hield. Op de golven van het succes van TI Raleigh werden Jean Nelissen en Mart Smeets populair als commentaarduo. Publiekswoede over dopingberichtgeving rond Joop Zoetemelk leerde Smeets voorzichtig te zijn met dopingonthullingen. De latere epo-generatie deed werkelijk alles om Spaaks oude bezwaren te bevestigen. Hoog op de apenrots ving Smeets veel wind aangaande Armstrong. Als beschermheer van de Amerikaan kreeg hij te maken met kritiek over kritiekloosheid. De NOS had iets gevonden om hem de wacht aan te zeggen, maar de kijkers kwamen in opstand toen hún Mart moest stoppen met De Avondetappe.
De Tour de France is uitgegroeid tot een zomers televisiespektakel met maximale aandacht voor cultuur en toerisme, onder het uitzenden van de Franse etappekoers. Een groot zomergenot voor enthousiaste kijkers. Doping blijkt te hebben plaats gemaakt voor wetenschappelijk afgewogen voeding. Pogi gaat door voor een brandschone engel.
De Tour, drie weken integraal op de buis. Reden voor een ander bezwaar. Het is niet dagelijks spannende televisie.
Foto: Tour de France 1968: de familie Wielaert wacht in Les Landes op de renners die voorbij zullen flitsen.
Foto header: filephoto Jan Janssen Tour de France 1968 – foto Sergio Penazzo/Cor Vos ©2008