DE ZOMER VAN ’68

~ Vintage ~

Een Belg danst de Lavaredo

Auteur: Jan Boesman

Vijftig jaar geleden won Jan Janssen als eerste Nederlander de Tour de France. In dit weblog worden deze julimaand de artikelen herhaald die tien jaar geleden in De Muur herinnerden aan die zo opwindende zomer. Dit is deel 4, met vandaag de potentiële winnaar die niet meedeed: Eddy Merckx.


Wie geen Italiaans begrijpt zou ze kunnen vertalen als de drie pasjes van een swingende latinodans. Niets is minder waar. Over de Tre Cime di Lavaredo, de drie pieken van Lavaredo, leest men: zij kunnen alleen door geoefende bergbeklimmers worden beklommen. De jongeman met het regenboogshirt weet dat. Hij heeft drie jaar Latijn gestudeerd, het parcours bestudeerd en veel geoefend. Voor het karwei van de eerste dag na mei 1968 had koffieketen Faema zich geen betere werknemer kunnen indenken dan Eduard Louis Joseph Merckx.

Verwekt bij de bevrijding van België, wordt dit mondjevol op 17 juni 1945 welkom geheten in het jaar nul van de nieuwe wereld, omstreeks schafttijd, als incarnatie van een oorlogstrauma dat aan zijn land zou blijven kleven als een achterwiel aan het asfalt van de Lavaredo. Geboren in een verdeelde natie (Belgica), in een verdeelde provincie (Brabant), in een verdeeld dorp (Meensel-Kiezegem), via vaderszijde gelinkt met de collaboratie (een verre neef), via moederszijde met het verzet (een toegewijde broer).

De eerstgeborene van Jules en Jenny groeit midden op een gecontesteerd kruispunt op. Voor de liefhebbers van dat punt is hij een geschenk uit de hemel. Alsof het geruzie tussen Walen en Vlamingen tot de favoriete kijkstukken van de goden behoort, en zij hun joker inzetten voor het behoud ervan. Was een wielerwedstrijd één langgerekt antwoord op de vraag ‘wie is Belg?’, dan begrepen wij beter waarom niemand aan het eind zo vaak en vakkundig alle vingers de lucht instak. Meester, meester, ik weet het antwoord, ik bén het antwoord.

Er komt een dag, daar hebben separatisten Nostradamus niet voor nodig, dat alles gesplitst zal zijn: kieskring, koninklijke familie, en als puntje bij paaltje komt ook de koffietafel van het hoofdstedelijke stadhuis. Die dag zal men zich afvragen: wat met Merckx? Eddy: voor wie?

Een onderzoekscommissie ‘Eddy Merckx’ zal worden geïnstalleerd, informatie zal worden ingewonnen. Aangezien googelen definitief de plaats van denken zal hebben ingenomen, zal men hem vooral terugvinden in lijstjes, tussen Mendeljev en Mercurius, tussen Anquetil en Hinault, tussen Brel en Arno.

Een atleet van een andere planeet, een wielerartiest die records van de tabellen reed. En een Belg dus. Maar wát voor Belg was hij? Drukte hij zich uit in de taal van Molière of in die van Van Wijnendaele? Het antwoord – een beetje van beide – zal niet bevredigen, in een tijdperk waarin tweetaligheid als een afwijking zal worden aangezien, en men de bilinguïst in hetzelfde rijtje situeert als de hermafrodiet, de Siamese tweeling en de mensaap.

Misschien zal men vaststellen dat Belgen, de dappersten aller Galliërs, geen verzinsel waren van een groot Romeins keizer, maar dat zij echt hebben bestaan, of toch op zijn minst één.

Voor het begin van het einde van België zal menig historicus – en wij naderen de Lavaredo – opteren voor 1968. De wereld wandelt dat jaar binnen zonder Tom Simpson, Che Guevara en naar schatting 50.000 Vietnamezen. Studenten aller landen richten hun rochels op de roestige structuren van kerk, staat en universiteit. In het koninkrijk van Boudewijn vertaalt het wereldwijde ‘weg met de bourgeoisie’ zich in een rebellie van de Vlaamse studenten tegen de Franstalige elite aan de tweetalige katholieke universiteit van Leuven. Met de creatie van de taalgrens was de eeuwenoude studentenstad pardoes op Vlaams grondgebied komen te liggen. Nu worden de Franstaligen verzocht zich achter die lijn terug te trekken. Leuven Vlaams! Walen buiten! In februari valt de regering over de kwestie. Nieuwe verkiezingen openen de weg naar lang aanslepende regeringsonderhandelingen. Midden mei is België nog steeds een stuurloos schip. De Leuvense studenten zitten intussen met hun neus in de boeken, bedrijven de vrije liefde in Amsterdam of ontdekken de studentenrevolutie in Parijs.

Een heel andere student springt in de bres voor België. Studiegenoten noemen hem dan al ‘canni’, de kannibaal, hij-die-de-tegenstand-oppeuzelt. Kort na zijn opgave in de derde Latijnse heeft hij nabij het koninklijk Poleis in Laken – de navelstreng met de kasteelbewoners raakt nooit meer losgekoppeld – zijn eerste wielerwedstrijd gereden.

Sindsdien is het steil bergop gegaan met de loopbaan van de ranke jongeman met gitzwarte haren, dikke lippen en diep in de oogkassen liggende ogen. In 1965 was hij als amateurwereldkampioen overgestapt naar de wieleruniversiteit. In zijn eerste jaar als beroepsrenner slaagde hij op voldoende wijze (9 overwinningen rond de kerktoren), in zijn tweede jaar met onderscheiding (20 overwinningen, waaronder Milaan-Sanremo) en in zijn derde jaar met grote onderscheiding (26 overwinningen, met Milaan-Sanremo, Gent-Wevelgem, de Waalse Pijl en vooral het WK).

Een kampioen was opgestaan, zeker, maar in grote rondes had Eddy Merckx nog alles te bewijzen. Van zijn deelname aan de Giro van 1967 herinnerde men zich, naast twee knappe etappezeges, vooral zijn ziekte en inzinking in de laatste week. Her en der werd geopperd dat hij geen ronderenner was. Het is met een mix van twijfel en (toch vooral) vertrouwen dat de waarnemers in 1968 toeleven naar Merckx’ meesterproef als wielrenner: meestrijden voor de eindzege in een grote wielerronde. Casus: de 51ste Giro d’Italia.

Daar rijdt hij dan, Eduard L.J. Merckx (22), op 1 juni 1968, in de twaalfde etappe van het evenement dat hij ‘moest’ winnen. Volgens journalisten heeft de wereldkampioen namelijk een zwak voorjaar achter de rug – hij won Parijs-Roubaix en de Ronde van Romandië, maar daar kwam je toen niet mee weg – en hij moet zijn seizoen redden met een Italiaanse triomf. Temeer daar het dan al een uitgemaakte zaak is dat hij de Tour niet rijdt, ten gevolge van een dispuut tussen Faema-ploegleider Giacotto en de Belgische Wielerbond.

Het belooft een spannende Giro te worden. De voorbije Vuelta is in chaos geëindigd na een bomaanslag van Baskische studenten (de arme Uribezubia, nota bene een Bask, ontsnapte in de vijftiende etappe uit het peloton én aan de dood toen de brug waar hij overheen was gereden, achter zijn rug de lucht inging).

In Italië hebben de studenten van Trente, startplaats van de tiende Girorit, gedreigd met een soortgelijke actie. Daar kwam bij dat de eerste Giroweek samenviel met nationale verkiezingen, die uitdraaiden op een overwinning van de communistische oppositie. Terwijl Italië gegijzeld wordt door Marx, maakt zijn nationale ronde kennis met Merckx. Al snel is duidelijk geworden dat die laatste het winstprincipe minder ongenegen is.

In de eerste rit is hij nipt de massasprint ontglipt en heeft hij de roze trui veroverd. Vervolgens heeft hij dat tricot cadeau gedaan aan Michele Dancelli (26), een Bresciaan met een innemende glimlach, die zich aan het roze vastklampt als een moeder aan haar jongen. De voorbije bergritten heeft Dancelli, meer sprinter dan klimmer, sterk standgehouden. Zijn glimlach ziet men echter niet meer zo vaak en zijn aangezicht doet elke dag meer denken aan een uitgedroogde appel. Hij is een stervende zwaan, wiens bonus van anderhalve minuut op Merckx bij de eerstvolgende versnelling bergop zal smelten als sneeuw voor de zon.

In startplaats Gorizio wonen de renners gezamenlijk de mis bij, alsof ze denken op die manier het onheil af te wenden dat zich boven hun koerspetten verzamelt in de vorm van een wolkenmassaspurt. Toch is het tamelijk warm, en vertrekken de meesten met korte mouwen. Merckx legt nog een bloemenkrans neer bij een oorlogsmonument, en weg zijn ze, voor een tocht van 216 kilometer door de Dolomieten.

Eindbestemming is de gevreesde Lavaredo, een puntige rots die vanuit vogelperspectief veel weg heeft van een in de grond geplante glassplinter. Naarmate het peloton zich uit de vlakte verwijdert, wordt het kouder. Iemand voelt een druppel. In opnieuw een poging om de goden gunstig te stemmen, laat men na negentig kilometer twaalf apostelen vrij. Van degenen die vooraf als favoriet voor de eindzege werden getipt, was alleen Franco ‘l’uomo con cuore matto’ Bitossi (27) mee, maar ‘de man met het dwaze hart’ – hij kreeg het regelmatig aan zijn rikketik – heeft in het klassement te veel achterstand opgelopen om nog gevaarlijk te zijn.

Bitossi is vooruitgestuurd door zijn Filotex-ploegmaat Italo Zilioli (26), al drie keer tweede in de ronde van zijn land. Merckx houdt diens gedrongen figuur nauwlettend in het oog. Zilioli rijdt als een treurwilg: het hoofd tussen de schouders, zijn knokige gestel over het stuur gebogen. Bij een overwinning laat de ‘triestige kampioen’ zijn tranen de vrije loop. Hij is een verloren gereden melanchoot. Renners die Shakespeare en Bach weten thuis te brengen, beweren dat Zilioli ervan houdt.

Maar men moet geen vrolijkerd zijn om snel een berg op te fietsen. In de vijfde etappe, met start en aankomst in Sanremo, was Zilioli in de aanval getrokken op de Passo di Ghimbegna. Hij had zijn leven geriskeerd in de door regen spekglad geworden afdaling, en was zo vóór Merckx naar ritwinst gegleden. In het klassement volgt hij dicht op de Belg.

Het weer wordt steeds slechter. Regen valt nu met bakken uit de lucht. De apostelen overschrijden kilometer honderddertig en hoogtemeter elfhonderd een zevental minuten voor de grote groep, waar men dicht tegen elkaar kruipt en men stilzwijgend afspreekt de strijdbijl zolang mogelijk te begraven. Met alle Italianen, maar niet met Merckx. Hij gaat in de achtervolging met zijn landgenoot Willy Vanneste (24), maar valt terug door een lekke band. Doorheen het regengekletter monstert Merckx het bruine Molteni-truitje van Gianni Motta (25), die in betere weersomstandigheden een aardige verschijning scheen, met zijn blonde haar, blauwe ogen en stijlvolle pedaaltred. Een jongen van het volk.

Te oordelen naar het aantal boetes dat hij kreeg voor het zich laten duwen tijdens een beklimming, moet zijn achterwerk bijzonder begeerd zijn geweest bij de tifosi. Motta moest zich deze Giro meer laten duwen dan hem lief was. De Girowinnaar van 1966 heeft weliswaar de eerste halve bergrit gewonnen, maar van zodra het peloton de Dolomieten inrijdt is hij weggedeemsterd. Hij klaagt over rugpijn, mogelijk veroorzaakt doordat hij in een bepaalde rit diep voorover moest buigen om een uit zijn achterzak gevallen foto op te rapen. ‘Ik verlies nog liever de Ronde van Italië dan het lieve snoetje van mijn kind.’

Aan zijn wens leek gehoor te worden gegeven, want in het klassement stond hij op zes minuten van Merckx. Iedereen heeft hem al afgeschreven, maar in Eddy’s waterachtig geworden ogen blijft hij een gevaarlijke en onvoorspelbare tegenstander.

De man die Merckx het meest vreest echter, en de vluchters zijn uitgelopen tot acht minuten, is de Girowinnaar van 1967: Felice Gimondi (25). Op het moment dat Merckx zijn eerste grote ronde nog moet winnen, prijken alle drie de grote rondes reeds op het palmares van ‘de buizerd van Bergamo’. Als neoprof won Gimondi de Tour de France, het vorige jaar de Giro, en bij wijze van voorbereiding op de editie van dit jaar schreef hij gauw de Vuelta op zijn naam.

In deze Ronde van Italië reed hij tot nog toe vrij onopvallend rond. Hij volgde de beteren bergop, liet zich nooit lossen, maar viel evenmin aan. Volgens menig volger rijdt Gimondi zeer verstandig. De Belg heeft al veel krachten verspild. Vandaag zou Felice zijn slag slaan. Tenslotte had hij vorig jaar ook de rit over de Lavaredo gewonnen.

Maar heus niet alle persjongens geloven dat Merckx te driest met zijn krachten was omgesprongen. ‘Onervarenheid is in zijn voordeel,’ schrijft een Zwitserse journalist. ‘Andere favorieten rijden rond met het idee dat de Giro op een bepaalde plaats zal worden gewonnen. Merckx zal hen op die bepaalde plaats al met te veel minuten in de stand voorafgaan.’

Er moeten nog dertig kilometer worden afgelegd en het begint erg koud te worden. De waarnemer van Het Nieuwsblad ziet hoe de Lavaredo wegsteekt achter een dik dreigend wolkenpak, dat onafgebroken zijn lading lost. ‘De renners zagen er luguber uit. Het slijk droop van hun doorweekte pakjes en hun bloeddoorlopen ogen keken star en wezenloos uit de diepe, zwart omrande kassen. Het ergste, het schrikaanjagende, stond dan nog voor de boeg …’ De betere klimmers der apostelen verkneukelen zich alvast in de ritzege, want hun voorsprong is opgelopen tot tien minuten.

Het zal een strijd op twee fronten worden: vooraan voor de ritzege, achter hen voor de roze trui. Merckx trommelt zijn ploegmaats op: de spichtige klimmer Martin Van den Bossche (een voormalig metaalarbeider uit Bornem), de vermaarde spurter Guido Reybroeck (een gewezen bakkersknecht uit Brugge), de talentrijke tijdrijder Roger Swerts (een mijnwerkerszoon uit Hasselt) en de flink uit de Kempense kluiten gewassen hardrijders Jos Spruyt en Vic Van Schil (beiden afkomstig uit een geslacht van diamantslijpers). Mannen uit één stuk, gerekruteerd uit alle windstreken van Vlaanderen, opgegroeid met het idee dat zij niet mooi moesten zijn maar volhardend. Het tempo dat zij het peloton opleggen is niet van dien aard om de mythe te ontkrachten dat flandriens bij hevige regenval uit een speciaal oerarsenaal kunnen putten. Vrijgesteld van dienst: Vittorio Adorni (30).

In bijna elk ander team zou de ‘gentleman van Parma’ absoluut kopman zijn geweest. Maar bij Faema draait alles rond Merckx, en het kan niet anders of dat moet Adorni pijn doen. In de voorbije vijf jaar was hij niet uit de topvijf van de Giro weg te slaan. In 1965 had hij zelfs het hoogste podiumtrapje betreden. Ook na de steile opgang van Gimondi en Motta voerde de Parmezaanse veteraan menig populariteitspoll aan, al was het maar omdat hij elk interview afsloot met groetjes aan de mamma, een gebaar dat op het schiereiland hoog aangeschreven staat. Alsof dat hem nog niet genoeg tot de ideale schoonzoon maakte, sprak hij een netjes afgestoft Italiaans, wat hem later een eigen televisieprogramma, Ciao Mama, en een post bij de RAI opleverde. Adorni heeft een beetje van alles: het stijlrijke van Gimondi, het flamboyante van Motta, het artistieke van Zilioli, de glimlach van Dancelli en de karakterkop van Bitossi.

Met zijn jonge Belgische ploegmaat heeft hij weinig, behalve, enigszins vervelend, de wil om de Giro te winnen. Wat moet dat in één ploeg? Naar buiten toe werpt Adorni zich op als Merckx’ leermeester, als de begeleider van zijn meesterproef. Maar de Belgische media wantrouwen hem. Voor hen is hij geen gentleman, maar een gladde jongen. Ook Adorni heeft zijn zeg gehad in de selectie van Faema. Als Merckx zich niet met de zaak had gemoeid, was het team met slechts twee Belgen van start gegaan. Na onderhandeling werd een paritaire samenstelling overeengekomen, vijf-vijf dus, alsof het een Belgische regeringssamenstelling betrof. Uiteindelijk gingen zes Belgen en vier Italianen van start. De maatjes van Adorni luisteren naar de namen Armani, Casalini en Farizoto. Alle drie zijn ze vandaag in het offensief.

Casalini won twee dagen eerder op dezelfde wijze de Dolomietenetappe over de Monte Grappa. Op die manier verhinderde hij eigenlijk dat Merckx de tegenstand murw reed. In de achtergrond had Adorni de Belg ingetoomd. Hij zou toch niet achter een ploegmaat aangaan? Bovendien, de Giro was nog lang. Zo werd verhinderd dat Merckx nóg meer zou zijn uitgelopen op de concurrentie. En op Adorni, van wie wordt gezegd: hij is een tactisch genie. De vraag die de persjongens dan ook bezighoudt: rijdt de Parmezaan voor eigen rekening?

De Dolomietenritten komen rechtstreeks op de beeldbuis, die tegen dan zijn entree heeft gemaakt in de meeste Belgische huiskamers. Zij die in de late namiddag van 1 juni inschakelen op de Ronde van Italië zien vooral sneeuw, en dat ligt niet aan de toestand van hun televisietoestel. In de aanloop naar de Lavaredo heeft regen plaatsgemaakt voor striemende sneeuwvlagen. Grillig opgejaagde wolken hullen de bergpas in een gevaarlijke, koude mist. De Faema’s hebben de achterstand herleid tot acht minuten. De koplopers liggen intussen helemaal verspreid over de twaalf kilometer lange weg, die aan een gemiddelde van 7 à 8 procent naar boven slingert, met uitlopers tot 17 procent.

Achter de halfdode apostelen ziet televisiekijkend België, zij het wat wazig, een troep levende lijken, aangevoerd door Magere Hein himself, Martin Van den Bossche. Opdracht volbracht, denkt Merckx’ laatste luitenant op twaalf kilometer van de meet. Hij zet zich opzij. Merckx demarreert. Zilioli probeert, maar plooit. Eén man dicht toch het gat… Adorni.

Vooraan kruipt Polidori het minst traag van alle apostelen naar boven. Achter hem worden de zwaksten van zijn geloofsbroeders opgepeuzeld door het Faema-duo. Merckx gaat nog wat harder op de trappers duwen. Adorni begeeft. Merckx duwt en stampt zich een weg naar boven, schokschouderend, met het zitvlak ver naar achter, het petje diep over de oren getrokken, reuzenhandschoenen om zijn verkleumde vingers en de blik op nergens.

Het is geen gezicht, tot je de anderen ziet en weet: Merckx danst (op) de Lavaredo. Een voor een steekt hij de laatsten der apostelen voorbij. Op tweehonderd meter van de meet springt hij op en over de moedige Polidori, die 48 seconden verliest in de laatste meters en nog net Adorni afhoudt. Achter hen: één groot slagveld. Zilioli en Motta verliezen vier minuten, Dancelli en Gimondi meer dan zes.

De renners worden een voor een van hun fiets genomen, in een dekentje gewikkeld en de dichtstbij gelegen herberg binnengedragen. ‘Het was een beeld van miserie,’ noteren de verkleumde vingers van Het Nieuwsblad. ‘Hun spieren waren stijf en hun benen houterig. Hun ogen zwommen in hun zwarte kassen.

Hun mond was scheef getrokken en uit hun kelen kwamen alleen onverstaanbare geluiden en af en toe holle klanken.’

Terwijl men zich in het woelige Frankrijk afvraagt of de Tour wel kan doorgaan – de Tour de l’Avenir is alvast verplaatst naar het najaar – wordt de Ronde van Italië vermoord door een Belg. ‘Hoezeer ik Merckx en zijn buitengewone talent ook waardeer, dit had hij me niet mogen aandoen,’ jammert Giro-directeur Torriani. Motta en Gimondi, die nog wel de tijdrit wint, zoeken excuses en zinspelen op drogato. Het laatste restje rondehoop van Italië rust op de tamelijk brede schouders van Vittorio Adorni. Als Italiaan in een Italiaans team en tweede in de stand, kan hij het toch niet maken voor Merckx te rijden?

De Belgen van Faema (die niet met naam wensen te worden genoemd in de krant) zeggen dat ze de Italiaanse clan rond Adorni niet vertrouwen. Voor de volgers in Vlaanderen is Vitto de Waal in het verhaal, de Romaan, de onbetrouwbare partner, vriend én vijand. Maar ook: vertegenwoordiger van de oude elite, nakomelingetje van de generatie van Van Looy en Anquetil, beiden fin de carrière.

Met dank aan Adorni wordt Merckx toch nog van mei ’68, iemand die op zijn terrein een ontvoogdingsstrijd uitvecht. Maar dat zal je Merckx zelf niet horen zeggen. Diplomatischer dan de flandriens onder zijn hoede, bedankt hij het hele team, Belgen én Italianen. Vooral Vitto. In de slotweek schuift Adorni een paar keer mee in het offensief, als winst ruikende waakhond, maar de roze trui stelt telkens autoritair orde op zaken.

Eddy Merckx wint de 5lste Giro d’Italia met vijf minuten voorsprong op Adorni en negen op Gimondi. In eindpunt Napels rijdt de kannibaal maar liefst vijf ererondes: eindklassement, puntenklassement, bergklassement, ploegenklassement en eindstand van de toeristische omlopen. ‘Geen buitenlander was ooit zo sterk,’ laat Gino Bartali zich ontvallen. ‘Eddy won alles wat er in een Ronde van Italië te winnen valt,’ kopt Het Nieuwsblad. En, met een knipoog naar Van Looy: ‘Merckx: nieuwe wielerkeizer’. Merckx breekt met het verleden, schrijft men. Hij rekent niet, zoals Anquetil, maar valt aan. ‘Een winnaar naar het hart van het volk. Een kampioen zoals wij er waarschijnlijk nooit een hebben gehad.’

Italiaanse reporters hebben iets horen waaien over een splitsing van België. Is Merckx een Vlaming of een Waal, wil men weten. Het antwoord, zeg maar mantra, van Merckx: ‘Ik ben een Vlaming noch een Waal. Ik ben een Belg.’ Nadat de Belgische minister van Nederlandse cultuur Van Elslande als eerste zijn gelukwensen heeft overgebracht, stuurt uittredend premier Van den Boeynants snel een telegram. ‘Het verheugt me dat het een Belg en een Brusselaar is.’ Op de voorbladzijden hebben de studentenprotesten plaats gemaakt voor de eerste Belgische overwinning in de Giro, de moord op Bob Kennedy en de voorstelling van de nieuwe regering, 131 dagen na de val van de oude, 78 dagen na de verkiezingen en 18 dagen na de Lavaredo. Sire, uw land ligt er weer.

Zijn wielerambassadeur wordt als een held onthaald op het stadhuis van Brussel. Tekenend voor de ontvangst, aldus Het Nieuwsblad, is de schrille tegenstelling tussen Frans en Nederlands. ‘Officieel gebeurde alles in de taal van Voltaire, doch eens buiten werden jubelkreten in het Nederlands aangehoffen. Naar Franstalige lofzangen had men het luisteren.’ In Frankrijk herstelt generaal De Gaulle de orde. Net op tijd. De zomer kan beginnen. De Tour ook. Het Nieuwsblad kijkt vooruit. ‘De Ronde van Frankrijk gaat zonder de winnaar van start. Eddy Merckx.’

PS (1): Een paar dagen na de Giro worden de resultaten van de dopingcontroles vrijgegeven. Negen renners blijken positief. Onder hen Motta en Gimondi.

PS (2): In de late zomer wordt Vittorio Adorni wereldkampioen wielrennen in het Italiaanse Imola. Hij heeft een voorsprong van bijna tien minuten op de tweede. Merckx hield zich gedeisd in de achtervolging.

PS (3): In de zomer van 2007 staat België aan het begin van wat de langste regeringscrisis uit zijn geschiedenis zal worden. Aan de fietsenfabriek E. Merckx te Meise wappert de driekleur.

PS (4): België, besluit de onderzoekscommissie, heeft bestaan bij de gratie van een wielrenner.


Eerder gepubliceerd in De Muur, nummer 21, juni 2008


 

Leave a Reply