DE ZOMER VAN ’68

~ Vintage ~

Schreeuwen tegen de spreeuwen

Auteur John Kroon

Vijftig jaar geleden won Jan Janssen als eerste Nederlander de Tour de France. In dit weblog worden deze julimaand de artikelen herhaald die tien jaar geleden in De Muur herinnerden aan die zo opwindende zomer. Dit is deel 8, met vandaag in de hoofdrol: Gerard Vianen, een boer en een stel scholieren.


De kersenoogst moet eronder geleden hebben, die zomer. Dat kan haast niet anders. En dat was de schuld van Jan Janssen, Arie den Hartog, Gerard Vianen. Van de NTS, van Hilversum 1 of 2. Van de transistorradio, Misschien wel van George Tor of Kees Buurman of andere producers. Zeker van Theo Koomen.

Gerard Vianen had vooraf gezegd, in Sport ’68, een Vlaams weekblad met een Nederlandse editie: ‘Och, ik ben geen gevleugelde klimmer, maar in de Ronde van Luxemburg die ik nu tweemaal heb gereden en die van begin tot het eind over geaccidenteerd terrein gaat, heb ik gemerkt dat ik goed omhoog kan komen. […] De hoofdzaak is, vind ik, dat je gezond blijft. Ik ben altijd erg bang voor ziektes.’ Jan Janssen achtte hij in staat ‘een zeer goede Tour te rijden’.

De professor zelf voorspelde in een door hem gesigneerd artikel: ‘De Belg Herman Van Springel beschouw ik als mijn grootste rivaal in deze Ronde van Frankrijk. […] Hij wordt niet tot de gedoodverfde favorieten gerekend. Daarom is hij dubbel zo gevaarlijk. […] Ik betreur het zeer dat Eddy Merckx er niet bij is. Ik had dolgraag met hem willen wedijveren. […] Eddy is de renner op wie België vele jaren heeft moeten wachten. De renner die België zonder twijfel nog eens een Ronde van Frankrijk-winnaar zal opleveren.’

Wij waren jongens van de hbs in Woerden. Enigszins gelouterd, want we hadden net weer eens het schoolvoetbaltoernooi gewonnen, van de ulo’s en de technische school, tot ongenoegen van de meeste toeschouwers. Die waren langs de lijn bezig met hun klassenstrijd. Elitevolkje, die hbs’ers. Kouwe kak. Maar zonder cent op zak. In de zomervakantie moest er dus gewerkt worden. Ons geheel onbewust van arbeidsvoorwaarden, jeugdloon of andere rechten voor jongeren vonden we emplooi bij een boer in Montfoort. Vlakbij Woerden, en vlakbij Kockengen.

In Kockengen woonde de wielrenner Gerard Vianen die er op 9 februari 1944 was geboren. Als amateur was hij niet zo opvallend, al had hij een aardige sprint in de benen. Toch kreeg Gerard Vianen begin 1967 een contract bij de Caballero-ploeg en won hij dat jaar vier criteriums. Aan het einde van het seizoen stond hij tweede in het klassement voor de regelmatigste renner in de Nederlandse criteria. Achter Peter Post. En misschien was hij wel eerste geworden als in het laatste criterium, in Katendrecht, Rik Van Looy niet de sprint voor Post had aangetrokken. Als 24-jarige en als pasgetrouwde jongeman maakte Vianen een jaar later zijn debuut in de Tour de France. Net als Eddy Beugels en Harm Ottenbros.

Topsporters waren er in onze regio bijna niet, al werd er aardig gevolleybald. Je had een schaatser die redelijk kon stayeren en na vier afstanden weleens vijftiende werd bij het Nederlandse kampioenschap in Deventer. Voor wielrenners had je de Ronde van Woerden, amateurs en nieuwelingen. Die moesten wel een paar keer de Hoge Wal over, al zou het bepaald een manke vergelijking zijn hier te spreken over de ‘Muur van Woerden’. Het geheugen, die niet altijd betrouwbare getuige van de geschiedenis, zegt dat de twee of drie Woerdenaren die meefietsten gewoonlijk na een paar rondjes het contact met het peloton verloren, maar dat een van hen dan nog altijd wel een kilo vlees als buit veroverde, prijs voor de beste Woerdenaar.

En je had in Woerden het beeld van een wielrenner, op een grasveld voor het huis van Arie van Vliet. Eerbetoon aan een oud-wereldkampioen, die allang was gestopt. Van voor onze tijd. Tegenwoordig deed hij iets met auto’s en iets voor de VVD.

We waren dus blij met Gerard Vianen, ook al kwam hij uit Kockengen.

Op 27 juni 1968, donderdagavond in Vittel, trekt Vianen voor het eerst de riempjes strak om zijn fietsschoenen in de Tour de France, of Ronde van Frankrijk, zoals de Nederlandse kranten dan liever schrijven. Een tijdritje van 6100 meter. Het woord proloog hoorde je nog niet. Vianen wordt negentiende op 30 seconden van Charly Grosskost en is daarmee na Janssen, die op twaalf seconden als tweede eindigt, de beste Nederlander.

Dat voorjaar, een maand eerder, hadden wij, scholieren, wel van onrust in Parijs gehoord. Niet op de hbs, aan maatschappijleer werd daar niet gedaan. Geen tijd, we moesten ons best doen, want anders zouden we worden ingehaald door de Mammoetwet, die achter ons aankwam. Dat klonk dreigend, het kon je een jaar kosten. De revolutie brak in 1968 niet door op de F.A. Minkemaschool aan de Van der Valk Boumanlaan. Ja, toen om niet geheel duidelijke redenen alle jongens opeens zwarte coltruien gingen dragen, verbood de schoolleiding deze uniformiteit. En de hoofdredacteur van de schoolkrant, die decennia later dit stuk in De Muur zou schrijven, publiceerde een snerend artikel over de vormende waarde van godsdienstonderwijs en werd even geschorst. En later sloten de gymnastiekleraar en de tekenleraar nog een onduidelijk, opstandig verbond, gesteund door de wiskundeleraar, wiens vrouw slank was en goed kon volleyballen.

Maar Daniel Cohn-Bendit, Rudi Dutschke, Roel van Duijn?

Zei ons weinig. Rugnummerloze types. Nooit in het ravijn gedonderd. Geen helden.

Jan Janssen stelt teleur in de eerste echte etappe van de Tour, maar Gerard Vianen is erbij, in de beslissende ontsnapping. Op veertig kilometer voor het einde demarreren Herman Van Springel en Anatole Novak, uit de Franse nationale ploeg. Zes anderen sluiten aan, onder wie onze man uit Kockengen. Al doet hij in de laatste kilometers geen kopwerk meer, dat mocht ook niet want de Italiaan Zilioli, concurrent van Janssen, was een van de koplopers, en al moet hij zijn medevluchters laten gaan op de helling van Langengrund in Esch-zur-Alzette en al wint Grosskost opnieuw, deze debutant wordt toch maar mooi achtste en beste Nederlander. Dat de Volkskrant hem de volgende dag niet alleen ‘wegsprinter van een behoorlijke reputatie’ en ‘de lange renner’ noemt, maar ook ‘Utrechter’, is slechts te vergeven als daarmee de provincie wordt aangeduid. ‘In de laatste klim leek het net of alle kracht uit mijn benen gleed. Ik kon niet meer,’ zegt hij in de krant.

Op 1 juli vervoegen wij ons bij de boer in Montfoort, het begin van drie weken, van maandag tot en met zondag, van ‘s ochtends zeven tot ‘s avonds een uurtje of acht. De boer had koeien van een onbekend merk – ja wij kwamen uit de stad, Woerden is een stad – waar je volgens hem beter niet tussen kon gaan lopen. Wij waren aangetrokken voor de kersenboomgaard. Meer in het bijzonder voor het verjagen van de spreeuwen, die een voortdurende en hardnekkige bedreiging vormden voor de kersenoogst. Sneller dan mensenhanden ze konden plukken, pikten hun scherpe snaveltjes de kersen weg. Als je niet uitkeek. En dat moesten wij dus doen, uitkijken. Met zijn vieren, vijven of zessen. Rijp voor de pluk waren de kersen trouwens nog niet, maar daar dachten de spreeuwen anders over.

Onderweg op de fiets, als deelnemers aan het woon-werkverkeer tussen Woerden en Montfoort, hadden wij tevreden vastgesteld dat Vianen zaterdag ook in de tweede etappe goed had gepresteerd. Met zijn achtste plaats, Eric De Vlaeminck had gewonnen, was hij opnieuw de beste Nederlander. En na de ploegentijdrit van zondag en de gewone etappe die er dezelfde dag op volgde (massaprint: Godefroot wint, Janssen tweede, Vianen 75ste) staat hij ook in het algemeen klassement als hoogste Nederlander gerangschikt: zevende, op 45 seconden van de gele trui die Herman Van Springel heeft mogen aantrekken.

Kom, we gaven er zelf ook een snok aan, op onze tweedehands Fongers.

Spreeuwen hebben vaak honger en ze houden ervan massaal aan te vallen. Er is een spreekwoord dat zegt: Spreeuwen willen wel kersen eten maar geen bomen planten. Dat klopt. Als zulke zwermen onze boomgaard attaqueerden, moesten wij tegen ze schreeuwen. Met stokken naar ze gooien. Met een bal naar ze schoppen. Heel veel herrie maken met zware ratels of trommels.

Midden in de boomgaard stond een wachttoren in de vorm van een wat wankele, maar hoge stellage van hout en touw, met daar tegenaan een gammele, door de boer zelf getimmerde ladder. Hij was zuinig geweest met het hout, dus je moest van sport naar sport grote en onregelmatige stappen nemen. Op die stellage moest telkens een van ons gaan staan en turen, en dan roepen: LINKSACHTER! MIDDEN! Daar kwamen de spreeuwen dus aanvliegen. Of erger. HANS! BIJ JOU! ZEKER HONDERD! IN DIE BOOM! RECHTS! NEE DIE!

Als de zon hoog stond, de spreeuwen aan een siësta leken te beginnen of misschien elders lunchten en wij wat loom werden, kon de boomgaard een oase van rust worden.

Tot de stilte werd doorbroken door die ene jongen die een transistorradio bij zich had en uitriep: ‘TOUR!!’

Dan was er een rechtstreekse reportage.

De vierde etappe is volgens de krant een helse dag geweest voor de Nederlanders. Jos van der Vleuten was in de eerste etappe al uitgevallen. Ziek, maar dat was geen excuus, vond Jan Janssen na afloop. ‘Als je sterft mag je afstappen. Eerder niet. Hoor je? Sterven eerst, dan afstappen.’ En nu had Huub Zilverberg een inzinking. Hij kwam te laat binnen. Vianen, nadat hijzelf een lekke band had gekregen, Ottenbros en Schepers hadden nog op hem gewacht, maar Zilverberg kon ze niet bijhouden. Vianen finishte in het peloton, achter een kopgroep, bleef in het algemeen klassement de beste Nederlander, maar zakte wel naar de dertiende plaats.

‘TOUR!!’

Arie den Hartog zit in de kopgroep. In de boomgaard worden de posities links- en rechtsachter alsmede links- en rechtsvoor verlaten, en allen gaan wij naar midden. Naar de radio. Ook de wachttorenwachter komt naar beneden, voorzichtig maar toch haastig. Theo Koomen schreeuwt.

Zet de radio harder! Nog harder! Laat Koomen brullen! Helpt ook tegen de spreeuwen.

De avond ervoor had Janssen weer eens met de vuist op tafel geslagen, meldt de krant. De ploeg moest attenter fietsen. Zoiets. In de kopgroep van zes finisht Den Hartog als tweede. Die vijfde etappe bestaat uit twee delen en aan het einde van de middag sprint Vianen, die ‘s ochtends ‘stuk’ had gezeten, aldus De Telegraaf, naar een keurige twaalfde plaats. In het algemeen klassement is hij niet meer de beste Nederlander, maar vooruit, Arie den Hartog is ook een sympathieke renner.

In de zesde etappe wordt Vianen negende, maar de sfeer in de Oranje-equipe is slecht. Janssen is weer ontevreden. Ze hadden hem in een goede positie voor de eindsprint moeten manoeuvreren, maar nee, die Nederlanders hadden de ene demarrage na de andere geplaatst in de laatste twintig kilometer. Gerard Vianen is een van die aanvallers. Ploegleider Ab Geldermans maakt zich zorgen over hem. ‘Vianen forceert zich. Ik weet het niet helemaal zeker, maar dat denk ik. Hij zal straks ongetwijfeld op een inzinking moeten rekenen.’

Vianen staat dan bekend als een bescheiden coureur, maar hij pareert: ‘Jan Janssen moet zelf zorgen dat hij in een goede positie voor de eindsprint komt.’

Ai. Kent de knecht hier zijn plaats wel? Heeft de geest van ’68 dan toch het peloton bereikt?

Met wielrennen had de boer niet veel, voor sport had hij geen tijd, ook op zaterdag en zondag moest er geploegd, gemolken, geoogst en geschreeuwd worden, op het land en in de boomgaard. De boer had een hulpvaardige broer, maar zowel boer als broer was te jong om onze vader te kunnen zijn en had dus geen dochter(s) van een aanvaardbare leeftijd. Jammer voor ons, het gras in de boomgaard stond hoog.

De boer betaalde ons in geld en in natura, in guldens dus en in kersen. Achteraf bezien: iets te weinig guldens en iets te veel kersen. Toen wij de eerste dag uitgeput naar huis gingen, omdat het ons na twaalf, dertien uur wel mooi genoeg leek, kwam hij ons bezorgd achterna rennen. Met een extra zak kersen. Hoewel we economie kregen op school, waren we op de markt van vraag en aanbod niet goed thuis. Te weinig beseften we dat scholieren die bereid waren tegen spreeuwen te schreeuwen schaars waren dat jaar.

Onderweg op de fiets naar huis zagen we nog zwermen spreeuwen vliegen. Hoorden we ze lachen?

‘TOUR!!’

Wij verlaten onze posities. Toegegeven, en het is een wijsheid van achteraf: Theo Koomen kon overdrijven. Hij wist van een wandeletappe nog een spektakel te maken en was bereid de werkelijkheid in de tijd te verschuiven, zodat hij de spectaculaire valpartij die zich tien minuten geleden had voorgedaan en die hij niet zelf niet had gezien, live en vol dramatiek in zijn radioreportage kon verslaan. Het was vandaag eigenlijk een vervelende etappe geweest, de zevende. Weer een vlakke rit.

Maar nu is het toch heus razend spannend! De wielerbaan van Nantes nadert. Op duizend meter voor de finish springt Vianen weg. Hij draait als eerste de wielerbaan op. In zijn eentje! Onze streekgenoot! Uit Kockengen! Vlakbij Montfoort! Iets verder van Woerden! ‘GERARD VIANEN!!!’ Theo Koomen zélf zet de volumeknop hoger.

Vianen heeft drie seconden voorsprong.

‘ROTZAKKEN! ETTERS! SODEMIETER OP!’ De boer is op zijn fiets komen aanzetten. Wij krimpen, maar overdrijft de boer niet? Oké, we hebben even verzuimd. Een sitdownstaking in een boomgaard in Montfoort, om gespannen en aandachtig naar de radio te kunnen luisteren. Maar moet hij dan zo tekeergaan?

De boer had het niet tegen ons. Hij schreeuwde naar de spreeuwen. Ze waren met een paar honderd neergestreken in de eerste de beste boom waar hij was langsgefietst.

Die boom zag zwart.

De krachten waren meter voor meter weg uit de benen van Vianen gevloeid. Het beest dat peloton heet, had hem vlak voor de finish bij de lurven gegrepen. Bitossi won de eindsprint, Vianen werd nog wel tweede en Janssen derde. Omdat Vianen bij het opdraaien van de wielerbaan nog de snelste was geweest en die tijd voor het klassement gold, won Nederland dankzij hem wel het dagploegenklassement. Maar dat hadden wij dus niet meer gehoord. Een boer kan zelfs Theo Koomen overstemmen.

En de boer was eerder bij de boom dan Bitossi bij de streep.

Voor de volgende dagen spraken wij een nieuwe strategie af.

De boerderij lag een flink stuk van de boomgaard vandaan, op de wachttoren kon je de boer al van verre zien komen aanfietsen. Dus in de laatste veertig kilometer moest een van ons dan maar op de uitkijk gaan staan. Dan de een, dan de ander. Zeg maar bij toerbeurt. Degene die er stond als de finish naderde, had pech. Maar hij had wel een vitale functie. Hij moest de luisteraars beneden waarschuwen.

Als onze werkgever buiten gehoorafstand naderde, schreeuwde de waker van dienst: ‘BOER!!!’

Weer is hij ontsnapt. De Tour is op weg van Nantes naar Royan en samen met de Luxemburger Eddy Schütz bouwt Gerard Vianen aan een voorsprong op het peloton, nadat ze op vijftig kilometer voor de finish waren weggereden. Ze rijden vijftig kilometer per uur en krijgen 55 seconden. Op twintig kilometer worden ze ingelopen. Toch sprint Vianen nog mee, hij wordt vijfde (Van Rijckeghem wint, Janssen tweede). ‘Ik rijd gewoon lekker de laatste dagen,’ zegt Vianen na deze achtste etappe tegen de speciale verslaggever van het Algemeen Dagblad. ‘Dat komt […] vooral doordat ik andere rennersschoentjes aan heb, het klinkt misschien gek, maar met die nieuwe schoentjes […] heb ik voor mijzelf het idee dat alles veel beter gaat. Het verschil tussen oude en nieuwe schoentjes is waarschijnlijk te verwaarlozen, maar ik geloof dat ik, doordat de zolen iets dikker zijn, nu precies de goede hoogte heb gevonden tussen zadel en pedalen. Als je erover na gaat denken, klinkt het dwaas. Het scheelt misschien een millimeter, maar ik geloof er heilig in en dat is voldoende.’

In het algemeen klassement, met Den Hartog als beste Nederlander, staat Vianen nu zestiende, in het puntenklassement (in 1968 niet om een groene, maar om een rode trui) staat hij zesde én hij is leider van het klassement voor neoprofs, het ‘klassement voor de gouden pijl’.

Ottenbros staat daarin tweede. Op één punt, misschien maar op een millimeter.

Als de spreeuwen erg brutaal worden en niet voor herrie vatbaar zijn, gebruiken we grovere middelen. Eerst vuurwerk, rotjes, onder de boom waar ze zijn neergestreken. Daar schrikken ze goed van. Blijven ze zeker een kwartier weg. Of we pakken de buks met hagel, die na het schot een behoorlijke terugslag tegen de schouder geeft, voor een scholier die niet dagelijks schiet. Altijd prijs, bij zo’n zwerm. Dan stort er een heel stel neer. Sommige spreeuwen zijn meteen dood, denken we. Andere spreeuwen hippen gehandicapt door, vliegen kunnen ze niet meer Daar ga je dan met je voet op staan. Of je springt even op dat half afgebroken stuk boomstam, waar die spreeuw zich net onder dacht te verstoppen. Dan piept hij nog eenmaal, een langgerekte piep, en dan is het voorbij.

1968 was een gewelddadig jaar.

De volgende dag, de rit naar Bordeaux, gaat het gebeuren. We zeggen het tegen elkaar als we koffiedrinken in een houten keet in de boomgaard, die de boer daar heeft gebouwd voor als het regent. Als het giet, komen de spreeuwen niet, de sufferds. Regen is ook slecht voor de kersen, leren we. Krijgen ze scheurtjes van, waarover heen een bruin velletje zich sluit. Hebben we dat bij biologie gehad? Niet lekker meer, zulke kersen. Beter geschikt als bonus voor scholieren dan voor de verkoop.

Maar in Bordeaux dus, daar gaan we winnen. Eindelijk in deze Tour. In Bordeaux winnen we volgens de traditie altijd En waarom dit keer Vianen niet?

Niet. Op de roze wielerbaan kiest Janssen het wiel van Bitossi. Fout. De Italiaan raakt voor de massasprint ingesloten bij de Belgen. Godefroot wint, Janssen negende, Vianen 34. De sfeer in de Nederlandse ploeg is beroerd. Janssen fietst boos weg uit het stadion en Vianen zegt op het middenterrein: ‘Als Janssen er niet van overtuigd is dat wij ons best voor hem doen, moet hij daar maar in blijven geloven.’

De volgende dag wordt Janssen voor de vierde maal in deze Tour tweede. De tiende etappe, naar Bayonne. Bellone is ontsnapt, dat is de Nederlanders ontgaan. Geldermans moppert. ‘Dat hadden de jongens moeten zien. Je zit toch niet op de fiets om te pitten.’ Het ontbreekt aan homogeniteit in de ploeg. De krant meldt dat Gerard Vianen wordt verweten te veel zijn eigen koers te rijden.

Het jaar daarna verdien ik mijn zakgeld door in het weekeinden stukjes voor de maandagkrant te schrijven en de sportredacteur hand- en spandiensten te verlenen. Het levert na de hbs een baan bij de krant op, Rijn en Gouwe. Voor een deel bij de sportredactie. Stukjes over amateurvoetbal, volleybal, waterpolo. Primeur! Joop Korevaar, voetballer van ADO, afkomstig uit Gouda, weigert voor Jong Oranje uit te komen omdat hij als Jehova’s getuige maar één koninkrijk kan dienen.

Kockengen hoort bij het verschijningsgebied van de krant en al snel komt het verzoek – 1968 was er niet voor niets geweest, dus geen opdracht, maar een verzoek – om Gerard Vianen aan de vooravond van het nieuwe wielerseizoen te interviewen. Hij heeft al een supportersvereniging en die organiseert jaarlijks de Ronde van Kamerik. Kamerik, omdat Kockengen niet over een geschikt parcours beschikt. Onderschat de Ronde van Kamerik niet, Vianen wint in 1970, Jan Janssen in 1971, Joop Zoetemelk in 1972 en Frits Suèr doet op Hilversum 1 of 2 verslag.

Aan de slag dus. Van Woerden naar Kockengen. Gerard Vianen blijkt een man van weinig woorden. En de verslaggever is pas 18 en denkt: goh, Gerard Vianen, van zo dichtbij. Op de vraag wat hij van het komende seizoen verwacht, zegt Vianen: ‘Ik zie wel perspectief.’ Dat klinkt wel mooi. Bij het afscheid informeert hij: ‘Waar sta je?’ Zo kort na 1968 klinkt dat als een existentiële vraag. Maar ‘je’ is de auto die ik niet heb. Ik wijs op mijn fiets. ‘Arm journalistje,’ zegt hij.

Beter een journalist op de fiets dan een renner die geparkeerd staat. Bedenk ik pas jaren later.

‘TOUR!!’

Maar helaas, slecht nieuws ditmaal, heel slecht nieuws. Etappe in de Pyreneeën. Ab Geldermans krijgt gelijk. Gerard Vianen redt het niet. Jan Janssen heeft het ook zwaar en wordt 42ste. Het is een bloedhete dag in Zuid-Frankrijk. Als de spreeuwen mussen waren geweest, waren ze van het dak gevallen.

Pas na de tijdscontrole passeert Vianen de finish in Pau. Samen met Wim Schepers. ‘Zij maakten een zeer vermoeide indruk,’ schreef Charles Taylor in De Telegraaf . ‘Hun ogen stonden droef en strak en huilend reden zij over de streep. […] Met inktzwarte letters werden hun namen, die zo groot nog niet waren, in het boekje van Geldermans genoteerd.’ Schepers en Vianen worden uit de koers genomen en gaan, nog steeds huilend volgens de krant, op weg naar hun hotel.

Na elf etappes was het voorbij voor Gerard Vianen. Met Wim Schepers had de jury nog coulance, hij mocht de volgende dag toch starten. Om vervolgens in die etappe alsnog uit te vallen, net als Henk Nijdam en Harm Ottenbros. En Jan Janssen verloor die dag tweeënhalve minuut in de bergen. Mokkend fietsten wij naar Montfoort. Die Tour de France van 1968, dat kon niets meer worden.


Eerder gepubliceerd in De Muur, nummer 21, juni 2008


Leave a Reply