BERT WAGENDORP

• Gratis •


De Ronde van Vlaanderen is mooi, zeker, maar Parijs-Roubaix is mooier. Sterker: Parijs-Roubaix is het mooiste wat de wielersport heeft te bieden. Het Amerikaanse sportpubliek begreep lange tijd niets van wielrennen – en wellicht is dat nog altijd het geval – maar nadat Greg LeMond in de jaren tachtig van de vorige eeuw wielrennen in de VS over het voetlicht had gebracht, voelden de Amerikaanse televisiezenders haarfijn aan dat er één koers was die voldeed aan de eisen van het kritische sportpubliek: Parijs-Roubaix. Spectaculair, gevaarlijk, vol dramatiek en altijd verrassend.

   Beroemd is de uitspraak van Bernard Hinault over de koers: ‘une course de merde’, een strontkoers. Maar wat de Amerikanen vooral aansprak was een uitspraak van onze eigen Theo de Rooij, nadat hij in 1985 zijn winstkansen had verspeeld door een val. ‘It’s bollocks, this race’, zei De Rooij tegen CBS, ‘je werkt als een beest, je hebt niet eens tijd om te pissen, je doet het in je broek. Je rijdt maar door de modder, je slipt… Het is een hoop stront!’

   Op de vraag of hij van plan was ooit nog een keer van start te gaan in de ellendige koers, antwoordde De Rooij: ‘Zeker, het is de mooiste race ter wereld!’

   En zo is het maar net.

   Er zijn 1001 verhalen die de mythe van Parijs-Roubaix stutten. Elk jaar komen er verhalen bij die de legende bevestigen. Iedereen, renner of toeschouwer, heeft zijn eigen Parijs-Roubaix-vertelling. Ik heb de wedstrijd een keer of zeven verslagen en zeker veertig keer gevolgd op tv. Van de meeste andere koersen herinner ik me weinig meer, maar van elk van de PR-edities zitten er beelden in mijn hoofd die nooit meer zullen verdwijnen. De wanhopige achtervolging van Johan Museeuw op André Tschmil (1994), de fotofinish van Eddy Planckaert en Steve Bauer (1990), de tranen van Franco Ballerini (1993), het zweven van Francesco Moser (1978, 1979, 1980), de modder van Servais Knaven (2001), de stuurse gratie van Roger De Vlaeminck (1972, 1974, 1975, 1977), de pure kracht van Tom Boonen (2005, 2008, 2009, 2012), de onmenselijke versnelling van Fabio Cancellara (2010) en het wegsluipen van Niki Terpstra (2014).

   Ik herinner me hoe ik eraan toe was toen mede-Grollenaar Tristan Hoffman in 2004 verloor van Magnus Bäckstedt – iets wat nooit had mogen gebeuren, ik had ’m voor de koers jarenlang opgebeld om de winnende tactiek door te spreken (‘Je gaat in het wiel bij de zekere winnaar en die passeer je dan op de streep, Tristan! Onthou dat!’) – en toen het eindelijk zover was, toen het dan eindelijk zou gaan gebeuren, vergat hij alle adviezen en verloor. En ik ook.

   Parijs-Roubaix! Kijk op YouTube nog een keer naar A Sunday in Hell, van de Deense cineast Jörgen Leth, met Nieuwe Helden de mooiste wielerfilm ooit gemaakt. Ach, alleen die beginbeelden al, met die muziek, van de mechaniker die de ketting van de fiets van De Vlaeminck oliet, minutenlang lijkt het, eindeloos en zonder een seconde te vervelen, tikketikketik gaat het, de derailleur soepel als een naaimachientje, brandschoon, nog wel.

   Het Bos van Wallers, een bos van niks eigenlijk, met een kasseienpad er doorheen. Het moment dat het peloton erop stuitert in een wolk van stof (als het droog is) of wolken van water en modder (als het nat is). De totale doodsverachting die er aan je voorbijtrekt – een valpartij op zijn knie kostte Johan Museeuw er nog bijna een keer zijn leven, want de modder wemelt van de microscopische killers.

   Er zijn foto’s van Parijs-Roubaix van vlak na de Eerste Wereldoorlog, toen ze er ook wat van konden, wat doodsverachting betreft: coureurs langs de loopgraven, langs kale bomen, terwijl de lente ze allang van vers groen had moeten voorzien. Maar het zijn dode bomen, kapotgegaan van het gifgas, een jaar eerder, of twee.

   Geen symbolischer koers dan Parijs-Roubaix: na de hel van het noorden de hemel van het wielerstadion. Uit het duister van de winter naar het licht van de lente. Alle keren dat ik erbij was voelde ik ontroering van de tribunes golven, opwinding, maar vooral ontroering. Daar waren ze, de mannen, afkomstig uit een andere, smerige, kale wereld. Een wereld met andere wetten – of misschien wel helemaal geen wetten, terug in de beschaving. Uit een andere era teruggefietst naar het nu.

   Parijs-Roubaix is een lang gedicht, een epos uit de oertijd.

   En de winnaar is een held voor de rest van zijn leven.


‘Another Brick In The Wall’ is een serie columns van De Muur Meesters zelve: Peter Ouwerkerk, Bert Wagendorp en John Kroon.

Leave a Reply