In memoriam: Joost Prinsen (1942-2025)

Joost Prinsen was acteur, docent, zanger, schrijver, tv-presentator, groot poëzieliefhebber – hij was veel. Maar op een avond in het voorjaar van 2012, in de keuken van Hubert en Annie van Hooijdonk in Sint Willebrord, zag ik een Prinsen die ik niet kende. Hij zat daar tussen de Sint Willebrordse wieleradel ontspannen aan tafel en vermaakte zich kostelijk. We hadden die dag in de wielerwerkplaats van Hubert een van de liedjes opgenomen voor de cd St. Willebrord-sessies I, Sporthuis Hubert, een duet tussen Joost Prinsen en Frank Lammers, Het Leven Is Een Kermiskoers.

Er vlogen veel anekdotes over tafel en naarmate de avond vorderde werden die sterker. Het ging over Touretappes uit 1952 en Rondes van Vlaanderen uit de jaren zestig. Het viel me op dat één man moeiteloos de ontbrekende details van elk sterk verhaal invulde  (wie viel er in zevende etappe van de Giro 1964? Wie werd er dat jaar vijfde in Gent-Wevelgem?).

Joost Prinsen.

Zelfs Rini Wagtmans, zelf een rijke bron van wielerverhalen, begon het op te vallen: hier zat een groot liefhebber. Van het wielrennen, maar vooral van wielerverhalen. Prinsen genoot, daar tussen zijn West-Brabantse zielsverwanten – zijn vader Claudius was oud-burgemeester van Roosendaal en daarna van Breda.

In de beginjaren van De Muur werd elk nieuw nummer gevierd in café De Prins aan de Prinsengracht in Amsterdam, waar ‘Huisdichter’ Cees van Zuilen de scepter zwaaide. Er werd gegeten, gedronken en gelachen. Op zekere avond schoof er iemand aan tafel die ik nog kende uit de beroemde Stratemakeropzeeshow: Erik Engerd. Hij zat aan een hoek van de lange tafel en luisterde naar de gesprekken. Naast hem lag een klein notitieblokje, waarin hij zo nu en dan iets opschreef.

Hij deed dat, verklaarde hij desgevraagd, omdat hij van plan was over wielrennen te gaan schrijven en voor een goed wielerverhaal heb je nu eenmaal anekdotes nodig.

Het eerste verhaal van Joost Prinsen verscheen in De Muur nummer 4, in 2003, en ging over de sprinter Theo Smit, zijn plaatsgenoot uit Halfweg. Daarna volgden er, tussen 2007 en 2014, nog vier stukken. Hij had genoeg plannen voor meer verhalen, maar zijn drukke agenda zat vaak in de weg. Zo was er een nooit verschenen verhaal over de reis die hij regelmatig maakte van zijn woonplaats in Noord-Holland naar zijn tweede huisje aan de Belgische kust – volgens hem passeerde hij onderweg zeker negen woonplaatsen van wereldkampioenen. Die Odyssee wilde hij nog eens vastleggen.

Maar waar hij niet schreef, las hij. Joost Prinsen was een grote fan van De Muur en in het bijzonder van de verhalen die Wiep Idzenga schreef (en schrijft) onder de noemer Every Picture Tells a Story, gedetailleerde reconstructies van een koers, met een beroemde foto als kapstok. Daarin kwam alles wat Prinsen fascineerde aan het wielrennen samen. De anekdotiek, de list en het bedrog, heroïek, ondergang, verraad en heldendom – hij zag als liefhebber van het toneel haarscherp de parallellen tussen de wielerkoers en de Griekse tragedies. Zijn laatste verhaal in De Muur ging erover en heette Gent-Delphi-Wevelgem.

Een aantal van Idzenga’s verhalen werden uitgebracht als luisterversie, voorgelezen door onder anderen Joost Prinsen. Niemand kon dat beter dan hij en in elke zin klonk de passie voor de koers.

Joseph Jules Thomas Prinsen overleed op 3 november in Amsterdam, op 83-jarige leeftijd.

Moge hij rusten in vrede.

Bert Wagendorp, hoofdredacteur De Muur.

Leave a Reply